Engels

Nederlands

Present

  • I peck
  • you peck
  • he/she/it pecks
  • we peck
  • you peck
  • they peck

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ziek
  • jij ziekt
  • hij/zij/het ziekt
  • wij zieken
  • jullie zieken
  • zij zieken

Simple past

  • I pecked
  • you pecked
  • he/she/it pecked
  • we pecked
  • you pecked
  • they pecked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ziekte
  • jij ziekte
  • hij/zij/het ziekte
  • wij ziekten
  • jullie ziekten
  • zij ziekten

Present perfect

  • I have pecked
  • you have pecked
  • he/she/it has pecked
  • we have pecked
  • you have pecked
  • they have pecked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geziekt
  • jij hebt geziekt
  • hij/zij/het heeft geziekt
  • wij hebben geziekt
  • jullie hebben geziekt
  • zij hebben geziekt

Past perfect

  • I had pecked
  • you had pecked
  • he/she/it had pecked
  • we had pecked
  • you had pecked
  • they had pecked

Voltooid verleden tijd

  • ik had geziekt
  • jij had geziekt
  • hij/zij/het had geziekt
  • wij hadden geziekt
  • jullie hadden geziekt
  • zij hadden geziekt

Future

  • I will peck
  • you will peck
  • he/she/it will peck
  • we will peck
  • you will peck
  • they will peck

Toekomende tijd I

  • ik zal zieken
  • jij zult zieken
  • hij/zij/het zal zieken
  • wij zullen zieken
  • jullie zullen zieken
  • zij zullen zieken

Future perfect

  • I will have pecked
  • you will have pecked
  • he/she/it will have pecked
  • we will have pecked
  • you will have pecked
  • they will have pecked

Toekomende tijd II

  • ik zal geziekt hebben
  • jij zult geziekt hebben
  • hij/zij/het zal geziekt hebben
  • wij zullen geziekt hebben
  • jullie zullen geziekt hebben
  • zij zullen geziekt hebben

Conditional present

  • I would peck
  • you would peck
  • he/she/it would peck
  • we would peck
  • you would peck
  • they would peck

Conditionalis I

  • ik zou zieken
  • jij zou zieken
  • hij/zij/het zou zieken
  • wij zouden zieken
  • jullie zouden zieken
  • zij zouden zieken

Conditional perfect

  • I would have pecked
  • you would have pecked
  • he/she/it would have pecked
  • we would have pecked
  • you would have pecked
  • they would have pecked

Conditionalis II

  • ik zou hebben geziekt
  • jij zou hebben geziekt
  • hij/zij/het zou hebben geziekt
  • wij zouden hebben geziekt
  • jullie zouden hebben geziekt
  • zij zouden hebben geziekt

Imperative

  • you peck
  • you peck

Imperatief

  • jij ziek
  • jullie ziekt

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van peck