Vervoeging van peinzen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik peins
- jij peinst
- hij/zij/het peinst
- wij peinzen
- jullie peinzen
- zij peinzen
Present
- I ponder
- you ponder
- he/she/it ponders
- we ponder
- you ponder
- they ponder
Onvoltooid verleden tijd
- ik peinsde
- jij peinsde
- hij/zij/het peinsde
- wij peinsden
- jullie peinsden
- zij peinsden
Simple past
- I pondered
- you pondered
- he/she/it pondered
- we pondered
- you pondered
- they pondered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepeinsd
- jij hebt gepeinsd
- hij/zij/het heeft gepeinsd
- wij hebben gepeinsd
- jullie hebben gepeinsd
- zij hebben gepeinsd
Present perfect
- I have pondered
- you have pondered
- he/she/it has pondered
- we have pondered
- you have pondered
- they have pondered
Voltooid verleden tijd
- ik had gepeinsd
- jij had gepeinsd
- hij/zij/het had gepeinsd
- wij hadden gepeinsd
- jullie hadden gepeinsd
- zij hadden gepeinsd
Past perfect
- I had pondered
- you had pondered
- he/she/it had pondered
- we had pondered
- you had pondered
- they had pondered
Toekomende tijd I
- ik zal peinzen
- jij zult peinzen
- hij/zij/het zal peinzen
- wij zullen peinzen
- jullie zullen peinzen
- zij zullen peinzen
Future
- I will ponder
- you will ponder
- he/she/it will ponder
- we will ponder
- you will ponder
- they will ponder
Toekomende tijd II
- ik zal gepeinsd hebben
- jij zult gepeinsd hebben
- hij/zij/het zal gepeinsd hebben
- wij zullen gepeinsd hebben
- jullie zullen gepeinsd hebben
- zij zullen gepeinsd hebben
Future perfect
- I will have pondered
- you will have pondered
- he/she/it will have pondered
- we will have pondered
- you will have pondered
- they will have pondered
Conditionalis I
- ik zou peinzen
- jij zou peinzen
- hij/zij/het zou peinzen
- wij zouden peinzen
- jullie zouden peinzen
- zij zouden peinzen
Conditional present
- I would ponder
- you would ponder
- he/she/it would ponder
- we would ponder
- you would ponder
- they would ponder
Conditionalis II
- ik zou hebben gepeinsd
- jij zou hebben gepeinsd
- hij/zij/het zou hebben gepeinsd
- wij zouden hebben gepeinsd
- jullie zouden hebben gepeinsd
- zij zouden hebben gepeinsd
Conditional perfect
- I would have pondered
- you would have pondered
- he/she/it would have pondered
- we would have pondered
- you would have pondered
- they would have pondered
Imperatief
- jij peins
- jullie peinst
Imperative
- you ponder
- you ponder