Vervoeging van please
Onbepaalde wijs (infinitief): to please
Engels
Nederlands
Present
- I please
- you please
- he/she/it pleases
- we please
- you please
- they please
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zin
- jij zint
- hij/zij/het zint
- wij zinnen
- jullie zinnen
- zij zinnen
Simple past
- I pleased
- you pleased
- he/she/it pleased
- we pleased
- you pleased
- they pleased
Onvoltooid verleden tijd
- ik zinde
- jij zinde
- hij/zij/het zinde
- wij zinden
- jullie zinden
- zij zinden
Present perfect
- I have pleased
- you have pleased
- he/she/it has pleased
- we have pleased
- you have pleased
- they have pleased
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezind
- jij hebt gezind
- hij/zij/het heeft gezind
- wij hebben gezind
- jullie hebben gezind
- zij hebben gezind
Past perfect
- I had pleased
- you had pleased
- he/she/it had pleased
- we had pleased
- you had pleased
- they had pleased
Voltooid verleden tijd
- ik had gezind
- jij had gezind
- hij/zij/het had gezind
- wij hadden gezind
- jullie hadden gezind
- zij hadden gezind
Future
- I will please
- you will please
- he/she/it will please
- we will please
- you will please
- they will please
Toekomende tijd I
- ik zal zinnen
- jij zult zinnen
- hij/zij/het zal zinnen
- wij zullen zinnen
- jullie zullen zinnen
- zij zullen zinnen
Future perfect
- I will have pleased
- you will have pleased
- he/she/it will have pleased
- we will have pleased
- you will have pleased
- they will have pleased
Toekomende tijd II
- ik zal gezind hebben
- jij zult gezind hebben
- hij/zij/het zal gezind hebben
- wij zullen gezind hebben
- jullie zullen gezind hebben
- zij zullen gezind hebben
Conditional present
- I would please
- you would please
- he/she/it would please
- we would please
- you would please
- they would please
Conditionalis I
- ik zou zinnen
- jij zou zinnen
- hij/zij/het zou zinnen
- wij zouden zinnen
- jullie zouden zinnen
- zij zouden zinnen
Conditional perfect
- I would have pleased
- you would have pleased
- he/she/it would have pleased
- we would have pleased
- you would have pleased
- they would have pleased
Conditionalis II
- ik zou hebben gezind
- jij zou hebben gezind
- hij/zij/het zou hebben gezind
- wij zouden hebben gezind
- jullie zouden hebben gezind
- zij zouden hebben gezind
Imperative
- you please
- you please
Imperatief
- jij zin
- jullie zint