Engels

Nederlands

Present

  • I post
  • you post
  • he/she/it posts
  • we post
  • you post
  • they post

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lig
  • jij ligt
  • hij/zij/het ligt
  • wij liggen
  • jullie liggen
  • zij liggen

Simple past

  • I posted
  • you posted
  • he/she/it posted
  • we posted
  • you posted
  • they posted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik lag
  • jij lag
  • hij/zij/het lag
  • wij lagen
  • jullie lagen
  • zij lagen

Present perfect

  • I have posted
  • you have posted
  • he/she/it has posted
  • we have posted
  • you have posted
  • they have posted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelegen
  • jij hebt gelegen
  • hij/zij/het heeft gelegen
  • wij hebben gelegen
  • jullie hebben gelegen
  • zij hebben gelegen

Past perfect

  • I had posted
  • you had posted
  • he/she/it had posted
  • we had posted
  • you had posted
  • they had posted

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelegen
  • jij had gelegen
  • hij/zij/het had gelegen
  • wij hadden gelegen
  • jullie hadden gelegen
  • zij hadden gelegen

Future

  • I will post
  • you will post
  • he/she/it will post
  • we will post
  • you will post
  • they will post

Toekomende tijd I

  • ik zal liggen
  • jij zult liggen
  • hij/zij/het zal liggen
  • wij zullen liggen
  • jullie zullen liggen
  • zij zullen liggen

Future perfect

  • I will have posted
  • you will have posted
  • he/she/it will have posted
  • we will have posted
  • you will have posted
  • they will have posted

Toekomende tijd II

  • ik zal gelegen hebben
  • jij zult gelegen hebben
  • hij/zij/het zal gelegen hebben
  • wij zullen gelegen hebben
  • jullie zullen gelegen hebben
  • zij zullen gelegen hebben

Conditional present

  • I would post
  • you would post
  • he/she/it would post
  • we would post
  • you would post
  • they would post

Conditionalis I

  • ik zou liggen
  • jij zou liggen
  • hij/zij/het zou liggen
  • wij zouden liggen
  • jullie zouden liggen
  • zij zouden liggen

Conditional perfect

  • I would have posted
  • you would have posted
  • he/she/it would have posted
  • we would have posted
  • you would have posted
  • they would have posted

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelegen
  • jij zou hebben gelegen
  • hij/zij/het zou hebben gelegen
  • wij zouden hebben gelegen
  • jullie zouden hebben gelegen
  • zij zouden hebben gelegen

Imperative

  • you post
  • you post

Imperatief

  • jij lig
  • jullie ligt

Verwijzingen

Bekijk 18 definitie(s) van post