Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it pours
  • they pour

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het zwermt uit
  • zij zwermen uit

Simple past

  • he/she/it poured
  • they poured

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het zwermde uit
  • zij zwermden uit

Present perfect

  • he/she/it has poured
  • they have poured

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is uitgezwermd
  • zij zijn uitgezwermd

Past perfect

  • he/she/it had poured
  • they had poured

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was uitgezwermd
  • zij waren uitgezwermd

Future

  • he/she/it will pour
  • they will pour

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal uitzwermen
  • zij zult uitzwermen

Future perfect

  • he/she/it will have poured
  • they will have poured

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal uitgezwermd zijn
  • zij zult uitgezwermd zijn

Conditional present

  • he/she/it would pour
  • they would pour

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal uitzwermen
  • zij zullen uitzwermen

Conditional perfect

  • he/she/it would have poured
  • they would have poured

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn uitgezwermd
  • zij zullen zijn uitgezwermd

Verwijzingen

Bekijk 12 definitie(s) van pour