Vervoeging van proceed

Engels

Nederlands

Present

  • I proceed
  • you proceed
  • he/she/it proceeds
  • we proceed
  • you proceed
  • they proceed

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik cultiveer
  • jij cultiveert
  • hij/zij/het cultiveert
  • wij cultiveren
  • jullie cultiveren
  • zij cultiveren

Simple past

  • I proceeded
  • you proceeded
  • he/she/it proceeded
  • we proceeded
  • you proceeded
  • they proceeded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik cultiveerde
  • jij cultiveerde
  • hij/zij/het cultiveerde
  • wij cultiveerden
  • jullie cultiveerden
  • zij cultiveerden

Present perfect

  • I have proceeded
  • you have proceeded
  • he/she/it has proceeded
  • we have proceeded
  • you have proceeded
  • they have proceeded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gecultiveerd
  • jij hebt gecultiveerd
  • hij/zij/het heeft gecultiveerd
  • wij hebben gecultiveerd
  • jullie hebben gecultiveerd
  • zij hebben gecultiveerd

Past perfect

  • I had proceeded
  • you had proceeded
  • he/she/it had proceeded
  • we had proceeded
  • you had proceeded
  • they had proceeded

Voltooid verleden tijd

  • ik had gecultiveerd
  • jij had gecultiveerd
  • hij/zij/het had gecultiveerd
  • wij hadden gecultiveerd
  • jullie hadden gecultiveerd
  • zij hadden gecultiveerd

Future

  • I will proceed
  • you will proceed
  • he/she/it will proceed
  • we will proceed
  • you will proceed
  • they will proceed

Toekomende tijd I

  • ik zal cultiveren
  • jij zult cultiveren
  • hij/zij/het zal cultiveren
  • wij zullen cultiveren
  • jullie zullen cultiveren
  • zij zullen cultiveren

Future perfect

  • I will have proceeded
  • you will have proceeded
  • he/she/it will have proceeded
  • we will have proceeded
  • you will have proceeded
  • they will have proceeded

Toekomende tijd II

  • ik zal gecultiveerd hebben
  • jij zult gecultiveerd hebben
  • hij/zij/het zal gecultiveerd hebben
  • wij zullen gecultiveerd hebben
  • jullie zullen gecultiveerd hebben
  • zij zullen gecultiveerd hebben

Conditional present

  • I would proceed
  • you would proceed
  • he/she/it would proceed
  • we would proceed
  • you would proceed
  • they would proceed

Conditionalis I

  • ik zou cultiveren
  • jij zou cultiveren
  • hij/zij/het zou cultiveren
  • wij zouden cultiveren
  • jullie zouden cultiveren
  • zij zouden cultiveren

Conditional perfect

  • I would have proceeded
  • you would have proceeded
  • he/she/it would have proceeded
  • we would have proceeded
  • you would have proceeded
  • they would have proceeded

Conditionalis II

  • ik zou hebben gecultiveerd
  • jij zou hebben gecultiveerd
  • hij/zij/het zou hebben gecultiveerd
  • wij zouden hebben gecultiveerd
  • jullie zouden hebben gecultiveerd
  • zij zouden hebben gecultiveerd

Imperative

  • you proceed
  • you proceed

Imperatief

  • jij cultiveer
  • jullie cultiveert

Verwijzingen

Bekijk 9 definitie(s) van proceed