Vervoeging van proeven

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik proef
  • jij proeft
  • hij/zij/het proeft
  • wij proeven
  • jullie proeven
  • zij proeven

Präsens Indikativ

  • ich koste aus
  • du kostest aus
  • er/sie/es kostet aus
  • wir kosten aus
  • ihr kostet aus
  • sie kosten aus

Onvoltooid verleden tijd

  • ik proefde
  • jij proefde
  • hij/zij/het proefde
  • wij proefden
  • jullie proefden
  • zij proefden

Präteritum Indikativ

  • ich kostete aus
  • du kostetest aus
  • er/sie/es kostete aus
  • wir kosteten aus
  • ihr kostetet aus
  • sie kosteten aus

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geproefd
  • jij hebt geproefd
  • hij/zij/het heeft geproefd
  • wij hebben geproefd
  • jullie hebben geproefd
  • zij hebben geproefd

Perfekt Indikativ

  • ich habe ausgekostet
  • du hast ausgekostet
  • er/sie/es hat ausgekostet
  • wir haben ausgekostet
  • ihr habt ausgekostet
  • sie haben ausgekostet

Voltooid verleden tijd

  • ik had geproefd
  • jij had geproefd
  • hij/zij/het had geproefd
  • wij hadden geproefd
  • jullie hadden geproefd
  • zij hadden geproefd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte ausgekostet
  • du hattest ausgekostet
  • er/sie/es hatte ausgekostet
  • wir hatten ausgekostet
  • ihr hattet ausgekostet
  • sie hatten ausgekostet

Toekomende tijd I

  • ik zal proeven
  • jij zult proeven
  • hij/zij/het zal proeven
  • wij zullen proeven
  • jullie zullen proeven
  • zij zullen proeven

Futur I Indikativ

  • ich werde auskosten
  • du wirst auskosten
  • er/sie/es wird auskosten
  • wir werden auskosten
  • ihr werdet auskosten
  • sie werden auskosten

Toekomende tijd II

  • ik zal geproefd hebben
  • jij zult geproefd hebben
  • hij/zij/het zal geproefd hebben
  • wij zullen geproefd hebben
  • jullie zullen geproefd hebben
  • zij zullen geproefd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde ausgekostet haben
  • du wirst ausgekostet haben
  • er/sie/es wird ausgekostet haben
  • wir werden ausgekostet haben
  • ihr werdet ausgekostet haben
  • sie werden ausgekostet haben

Conditionalis I

  • ik zou proeven
  • jij zou proeven
  • hij/zij/het zou proeven
  • wij zouden proeven
  • jullie zouden proeven
  • zij zouden proeven

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde auskosten
  • du würdest auskosten
  • er/sie/es würde auskosten
  • wir würden auskosten
  • ihr würdet auskosten
  • sie würden auskosten

Conditionalis II

  • ik zou hebben geproefd
  • jij zou hebben geproefd
  • hij/zij/het zou hebben geproefd
  • wij zouden hebben geproefd
  • jullie zouden hebben geproefd
  • zij zouden hebben geproefd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde ausgekostet haben
  • du würdest ausgekostet haben
  • er/sie/es würde ausgekostet haben
  • wir würden ausgekostet haben
  • ihr würdet ausgekostet haben
  • sie würden ausgekostet haben

Imperatief

  • jij proef
  • jullie proeft

Imperativ

  • du koste aus
  • ihr kostet aus

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van proeven