Vervoeging van respecteren

Onbepaalde wijs (infinitief): respecteren

Vertaling: respecter

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik respecteer
  • jij respecteert
  • hij/zij/het respecteert
  • wij respecteren
  • jullie respecteren
  • zij respecteren

Présent

  • je respecte
  • tu respectes
  • il/elle respecte
  • nous respectons
  • vous respectez
  • ils/elles respectent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik respecteerde
  • jij respecteerde
  • hij/zij/het respecteerde
  • wij respecteerden
  • jullie respecteerden
  • zij respecteerden

Indicatif imparfait

  • je respectais
  • tu respectais
  • il/elle respectait
  • nous respections
  • vous respectiez
  • ils/elles respectaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gerespecteerd
  • jij hebt gerespecteerd
  • hij/zij/het heeft gerespecteerd
  • wij hebben gerespecteerd
  • jullie hebben gerespecteerd
  • zij hebben gerespecteerd

Indicatif passé composé

  • j'ai respecté
  • tu as respecté
  • il/elle a respecté
  • nous avons respecté
  • vous avez respecté
  • ils/elles ont respecté

Voltooid verleden tijd

  • ik had gerespecteerd
  • jij had gerespecteerd
  • hij/zij/het had gerespecteerd
  • wij hadden gerespecteerd
  • jullie hadden gerespecteerd
  • zij hadden gerespecteerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais respecté
  • tu avais respecté
  • il/elle avait respecté
  • nous avions respecté
  • vous aviez respecté
  • ils/elles avaient respecté

Toekomende tijd I

  • ik zal respecteren
  • jij zult respecteren
  • hij/zij/het zal respecteren
  • wij zullen respecteren
  • jullie zullen respecteren
  • zij zullen respecteren

Indicatif futur

  • je respecterai
  • tu respecteras
  • il/elle respectera
  • nous respecterons
  • vous respecterez
  • ils/elles respecteront

Toekomende tijd II

  • ik zal gerespecteerd hebben
  • jij zult gerespecteerd hebben
  • hij/zij/het zal gerespecteerd hebben
  • wij zullen gerespecteerd hebben
  • jullie zullen gerespecteerd hebben
  • zij zullen gerespecteerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai respecté
  • tu auras respecté
  • il/elle aura respecté
  • nous aurons respecté
  • vous aurez respecté
  • ils/elles auront respecté

Conditionalis I

  • ik zou respecteren
  • jij zou respecteren
  • hij/zij/het zou respecteren
  • wij zouden respecteren
  • jullie zouden respecteren
  • zij zouden respecteren

Conditionnel présent

  • je respecterais
  • tu respecterais
  • il/elle respecterait
  • nous respecterions
  • vous respecteriez
  • ils/elles respecteraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gerespecteerd
  • jij zou hebben gerespecteerd
  • hij/zij/het zou hebben gerespecteerd
  • wij zouden hebben gerespecteerd
  • jullie zouden hebben gerespecteerd
  • zij zouden hebben gerespecteerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais respecté
  • tu aurais respecté
  • il/elle aurait respecté
  • nous aurions respecté
  • vous auriez respecté
  • ils/elles auraient respecté

Imperatief

  • jij respecteer
  • jullie respecteert

Impératif

  • tu respecte
  • vous respectez