Vervoeging van roll
Onbepaalde wijs (infinitief): to roll
39 alternatieve vertalingen
- afdwalen
- afgolven
- dolen
- doorkoken
- draaien
- dwalen
- effenen
- fladderen
- flapperen
- gelijkmaken
- inwalsen
- keren
- omdraaien
- omkeren
- omrollen
- omwinden
- omzetten
- oprollen
- pletten
- rollen
- rondtrekken
- rondzwerven
- slechten
- slingeren
- strengelen
- toewuiven
- toezwaaien
- uitwalsen
- verdolen
- verdwalen
- verrollen
- vliegen
- walsen
- wapperen
- wentelen
- wikkelen
- winden
- zwalken
- zwerven
Engels
Nederlands
Present
- I roll
- you roll
- he/she/it rolls
- we roll
- you roll
- they roll
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dool rond
- jij doolt rond
- hij/zij/het doolt rond
- wij dolen rond
- jullie dolen rond
- zij dolen rond
Simple past
- I rolled
- you rolled
- he/she/it rolled
- we rolled
- you rolled
- they rolled
Onvoltooid verleden tijd
- ik doolde rond
- jij doolde rond
- hij/zij/het doolde rond
- wij doolden rond
- jullie doolden rond
- zij doolden rond
Present perfect
- I have rolled
- you have rolled
- he/she/it has rolled
- we have rolled
- you have rolled
- they have rolled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb rondgedoold
- jij hebt rondgedoold
- hij/zij/het heeft rondgedoold
- wij hebben rondgedoold
- jullie hebben rondgedoold
- zij hebben rondgedoold
Past perfect
- I had rolled
- you had rolled
- he/she/it had rolled
- we had rolled
- you had rolled
- they had rolled
Voltooid verleden tijd
- ik had rondgedoold
- jij had rondgedoold
- hij/zij/het had rondgedoold
- wij hadden rondgedoold
- jullie hadden rondgedoold
- zij hadden rondgedoold
Future
- I will roll
- you will roll
- he/she/it will roll
- we will roll
- you will roll
- they will roll
Toekomende tijd I
- ik zal ronddolen
- jij zult ronddolen
- hij/zij/het zal ronddolen
- wij zullen ronddolen
- jullie zullen ronddolen
- zij zullen ronddolen
Future perfect
- I will have rolled
- you will have rolled
- he/she/it will have rolled
- we will have rolled
- you will have rolled
- they will have rolled
Toekomende tijd II
- ik zal rondgedoold hebben
- jij zult rondgedoold hebben
- hij/zij/het zal rondgedoold hebben
- wij zullen rondgedoold hebben
- jullie zullen rondgedoold hebben
- zij zullen rondgedoold hebben
Conditional present
- I would roll
- you would roll
- he/she/it would roll
- we would roll
- you would roll
- they would roll
Conditionalis I
- ik zou ronddolen
- jij zou ronddolen
- hij/zij/het zou ronddolen
- wij zouden ronddolen
- jullie zouden ronddolen
- zij zouden ronddolen
Conditional perfect
- I would have rolled
- you would have rolled
- he/she/it would have rolled
- we would have rolled
- you would have rolled
- they would have rolled
Conditionalis II
- ik zou hebben rondgedoold
- jij zou hebben rondgedoold
- hij/zij/het zou hebben rondgedoold
- wij zouden hebben rondgedoold
- jullie zouden hebben rondgedoold
- zij zouden hebben rondgedoold
Imperative
- you roll
- you roll
Imperatief
- jij dool rond
- jullie doolt rond