Vervoeging van scheiden

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik scheid
  • jij scheidt
  • hij/zij/het scheidt
  • wij scheiden
  • jullie scheiden
  • zij scheiden

Indicativo presente

  • yo segrego
  • segregas
  • él/ella segrega
  • nosotros segregamos
  • vosotros segregáis
  • ellos/ellas segregan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik scheidde
  • jij scheidde
  • hij/zij/het scheidde
  • wij scheidden
  • jullie scheidden
  • zij scheidden

Indefinido

  • yo segregué
  • segregaste
  • él/ella segregó
  • nosotros segregamos
  • vosotros segregasteis
  • ellos/ellas segregaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gescheiden
  • jij hebt gescheiden
  • hij/zij/het heeft gescheiden
  • wij hebben gescheiden
  • jullie hebben gescheiden
  • zij hebben gescheiden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he segregado
  • has segregado
  • él/ella ha segregado
  • nosotros hemos segregado
  • vosotros habéis segregado
  • ellos/ellas han segregado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gescheiden
  • jij had gescheiden
  • hij/zij/het had gescheiden
  • wij hadden gescheiden
  • jullie hadden gescheiden
  • zij hadden gescheiden

Pluscuamperfecto

  • yo había segregado
  • habías segregado
  • él/ella había segregado
  • nosotros habíamos segregado
  • vosotros habíais segregado
  • ellos/ellas habían segregado

Toekomende tijd I

  • ik zal scheiden
  • jij zult scheiden
  • hij/zij/het zal scheiden
  • wij zullen scheiden
  • jullie zullen scheiden
  • zij zullen scheiden

Futuro I

  • yo segregaré
  • segregarás
  • él/ella segregará
  • nosotros segregaremos
  • vosotros segregaréis
  • ellos/ellas segregarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gescheiden hebben
  • jij zult gescheiden hebben
  • hij/zij/het zal gescheiden hebben
  • wij zullen gescheiden hebben
  • jullie zullen gescheiden hebben
  • zij zullen gescheiden hebben

Futuro perfecto

  • yo habré segregado
  • habrás segregado
  • él/ella habrá segregado
  • nosotros habremos segregado
  • vosotros habréis segregado
  • ellos/ellas habrán segregado

Conditionalis I

  • ik zou scheiden
  • jij zou scheiden
  • hij/zij/het zou scheiden
  • wij zouden scheiden
  • jullie zouden scheiden
  • zij zouden scheiden

Condicional

  • yo segregaría
  • segregarías
  • él/ella segregaría
  • nosotros segregaríamos
  • vosotros segregaríais
  • ellos/ellas segregarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gescheiden
  • jij zou hebben gescheiden
  • hij/zij/het zou hebben gescheiden
  • wij zouden hebben gescheiden
  • jullie zouden hebben gescheiden
  • zij zouden hebben gescheiden

Condicional perfecto

  • yo habría segregado
  • habrías segregado
  • él/ella habría segregado
  • nosotros habríamos segregado
  • vosotros habríais segregado
  • ellos/ellas habrían segregado

Imperatief

  • jij scheid
  • jullie scheidt

Imperativo presente

  • segrega
  • vosotros segregad

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van scheiden