Vervoeging van schetsen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schets
  • jij schetst
  • hij/zij/het schetst
  • wij schetsen
  • jullie schetsen
  • zij schetsen

Präsens Indikativ

  • ich entwerfe
  • du entwirfst
  • er/sie/es entwirft
  • wir entwerfen
  • ihr entwerft
  • sie entwerfen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schetste
  • jij schetste
  • hij/zij/het schetste
  • wij schetsten
  • jullie schetsten
  • zij schetsten

Präteritum Indikativ

  • ich entwarf
  • du entwarfst
  • er/sie/es entwarf
  • wir entwarfen
  • ihr entwarft
  • sie entwarfen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschetst
  • jij hebt geschetst
  • hij/zij/het heeft geschetst
  • wij hebben geschetst
  • jullie hebben geschetst
  • zij hebben geschetst

Perfekt Indikativ

  • ich habe entworfen
  • du hast entworfen
  • er/sie/es hat entworfen
  • wir haben entworfen
  • ihr habt entworfen
  • sie haben entworfen

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschetst
  • jij had geschetst
  • hij/zij/het had geschetst
  • wij hadden geschetst
  • jullie hadden geschetst
  • zij hadden geschetst

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte entworfen
  • du hattest entworfen
  • er/sie/es hatte entworfen
  • wir hatten entworfen
  • ihr hattet entworfen
  • sie hatten entworfen

Toekomende tijd I

  • ik zal schetsen
  • jij zult schetsen
  • hij/zij/het zal schetsen
  • wij zullen schetsen
  • jullie zullen schetsen
  • zij zullen schetsen

Futur I Indikativ

  • ich werde entwerfen
  • du wirst entwerfen
  • er/sie/es wird entwerfen
  • wir werden entwerfen
  • ihr werdet entwerfen
  • sie werden entwerfen

Toekomende tijd II

  • ik zal geschetst hebben
  • jij zult geschetst hebben
  • hij/zij/het zal geschetst hebben
  • wij zullen geschetst hebben
  • jullie zullen geschetst hebben
  • zij zullen geschetst hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde entworfen haben
  • du wirst entworfen haben
  • er/sie/es wird entworfen haben
  • wir werden entworfen haben
  • ihr werdet entworfen haben
  • sie werden entworfen haben

Conditionalis I

  • ik zou schetsen
  • jij zou schetsen
  • hij/zij/het zou schetsen
  • wij zouden schetsen
  • jullie zouden schetsen
  • zij zouden schetsen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde entwerfen
  • du würdest entwerfen
  • er/sie/es würde entwerfen
  • wir würden entwerfen
  • ihr würdet entwerfen
  • sie würden entwerfen

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschetst
  • jij zou hebben geschetst
  • hij/zij/het zou hebben geschetst
  • wij zouden hebben geschetst
  • jullie zouden hebben geschetst
  • zij zouden hebben geschetst

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde entworfen haben
  • du würdest entworfen haben
  • er/sie/es würde entworfen haben
  • wir würden entworfen haben
  • ihr würdet entworfen haben
  • sie würden entworfen haben

Imperatief

  • jij schets
  • jullie schetst

Imperativ

  • du entwirf
  • ihr entwerft

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van schetsen