Engels

Nederlands

Present

  • I set
  • you set
  • he/she/it sets
  • we set
  • you set
  • they set

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik incrusteer
  • jij incrusteert
  • hij/zij/het incrusteert
  • wij incrusteren
  • jullie incrusteren
  • zij incrusteren

Simple past

  • I set
  • you set
  • he/she/it set
  • we set
  • you set
  • they set

Onvoltooid verleden tijd

  • ik incrusteerde
  • jij incrusteerde
  • hij/zij/het incrusteerde
  • wij incrusteerden
  • jullie incrusteerden
  • zij incrusteerden

Present perfect

  • I have set
  • you have set
  • he/she/it has set
  • we have set
  • you have set
  • they have set

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïncrusteerd
  • jij hebt geïncrusteerd
  • hij/zij/het heeft geïncrusteerd
  • wij hebben geïncrusteerd
  • jullie hebben geïncrusteerd
  • zij hebben geïncrusteerd

Past perfect

  • I had set
  • you had set
  • he/she/it had set
  • we had set
  • you had set
  • they had set

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïncrusteerd
  • jij had geïncrusteerd
  • hij/zij/het had geïncrusteerd
  • wij hadden geïncrusteerd
  • jullie hadden geïncrusteerd
  • zij hadden geïncrusteerd

Future

  • I will set
  • you will set
  • he/she/it will set
  • we will set
  • you will set
  • they will set

Toekomende tijd I

  • ik zal incrusteren
  • jij zult incrusteren
  • hij/zij/het zal incrusteren
  • wij zullen incrusteren
  • jullie zullen incrusteren
  • zij zullen incrusteren

Future perfect

  • I will have set
  • you will have set
  • he/she/it will have set
  • we will have set
  • you will have set
  • they will have set

Toekomende tijd II

  • ik zal geïncrusteerd hebben
  • jij zult geïncrusteerd hebben
  • hij/zij/het zal geïncrusteerd hebben
  • wij zullen geïncrusteerd hebben
  • jullie zullen geïncrusteerd hebben
  • zij zullen geïncrusteerd hebben

Conditional present

  • I would set
  • you would set
  • he/she/it would set
  • we would set
  • you would set
  • they would set

Conditionalis I

  • ik zou incrusteren
  • jij zou incrusteren
  • hij/zij/het zou incrusteren
  • wij zouden incrusteren
  • jullie zouden incrusteren
  • zij zouden incrusteren

Conditional perfect

  • I would have set
  • you would have set
  • he/she/it would have set
  • we would have set
  • you would have set
  • they would have set

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïncrusteerd
  • jij zou hebben geïncrusteerd
  • hij/zij/het zou hebben geïncrusteerd
  • wij zouden hebben geïncrusteerd
  • jullie zouden hebben geïncrusteerd
  • zij zouden hebben geïncrusteerd

Imperative

  • you set
  • you set

Imperatief

  • jij incrusteer
  • jullie incrusteert

Verwijzingen

Bekijk 27 definitie(s) van set