Vervoeging van slibben

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het slibt
  • zij slibben

Present

  • he/she/it dresses
  • they dress

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het slibde
  • zij slibden

Simple past

  • he/she/it dressed
  • they dressed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geslibd
  • zij hebben geslibd

Present perfect

  • he/she/it has dressed
  • they have dressed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geslibd
  • zij hadden geslibd

Past perfect

  • he/she/it had dressed
  • they had dressed

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal slibben
  • zij zult slibben

Future

  • he/she/it will dress
  • they will dress

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geslibd hebben
  • zij zult geslibd hebben

Future perfect

  • he/she/it will have dressed
  • they will have dressed

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal slibben
  • zij zullen slibben

Conditional present

  • he/she/it would dress
  • they would dress

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben geslibd
  • zij zullen hebben geslibd

Conditional perfect

  • he/she/it would have dressed
  • they would have dressed