Vervoeging van slibben
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het slibt
- zij slibben
Présent
- il/elle résout
- ils/elles résolvent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het slibde
- zij slibden
Indicatif imparfait
- il/elle résolvait
- ils/elles résolvaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geslibd
- zij hebben geslibd
Indicatif passé composé
- il/elle a résolu
- ils/elles ont résolu
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geslibd
- zij hadden geslibd
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle avait résolu
- ils/elles avaient résolu
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal slibben
- zij zult slibben
Indicatif futur
- il/elle résoudra
- ils/elles résoudront
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geslibd hebben
- zij zult geslibd hebben
Indicatif futur antérieur
- il/elle aura résolu
- ils/elles auront résolu
Conditionalis I
- hij/zij/het zal slibben
- zij zullen slibben
Conditionnel présent
- il/elle résoudrait
- ils/elles résoudraient
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geslibd
- zij zullen hebben geslibd
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle aurait résolu
- ils/elles auraient résolu