Vervoeging van snijden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snijd
- jij snijdt
- hij/zij/het snijdt
- wij snijden
- jullie snijden
- zij snijden
Indicativo presente
- yo estafo
- tú estafas
- él/ella estafa
- nosotros estafamos
- vosotros estafáis
- ellos/ellas estafan
Onvoltooid verleden tijd
- ik sneed
- jij sneed
- hij/zij/het sneed
- wij sneden
- jullie sneden
- zij sneden
Indefinido
- yo estafé
- tú estafaste
- él/ella estafó
- nosotros estafamos
- vosotros estafasteis
- ellos/ellas estafaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesneden
- jij hebt gesneden
- hij/zij/het heeft gesneden
- wij hebben gesneden
- jullie hebben gesneden
- zij hebben gesneden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he estafado
- tú has estafado
- él/ella ha estafado
- nosotros hemos estafado
- vosotros habéis estafado
- ellos/ellas han estafado
Voltooid verleden tijd
- ik had gesneden
- jij had gesneden
- hij/zij/het had gesneden
- wij hadden gesneden
- jullie hadden gesneden
- zij hadden gesneden
Pluscuamperfecto
- yo había estafado
- tú habías estafado
- él/ella había estafado
- nosotros habíamos estafado
- vosotros habíais estafado
- ellos/ellas habían estafado
Toekomende tijd I
- ik zal snijden
- jij zult snijden
- hij/zij/het zal snijden
- wij zullen snijden
- jullie zullen snijden
- zij zullen snijden
Futuro I
- yo estafaré
- tú estafarás
- él/ella estafará
- nosotros estafaremos
- vosotros estafaréis
- ellos/ellas estafarán
Toekomende tijd II
- ik zal gesneden hebben
- jij zult gesneden hebben
- hij/zij/het zal gesneden hebben
- wij zullen gesneden hebben
- jullie zullen gesneden hebben
- zij zullen gesneden hebben
Futuro perfecto
- yo habré estafado
- tú habrás estafado
- él/ella habrá estafado
- nosotros habremos estafado
- vosotros habréis estafado
- ellos/ellas habrán estafado
Conditionalis I
- ik zou snijden
- jij zou snijden
- hij/zij/het zou snijden
- wij zouden snijden
- jullie zouden snijden
- zij zouden snijden
Condicional
- yo estafaría
- tú estafarías
- él/ella estafaría
- nosotros estafaríamos
- vosotros estafaríais
- ellos/ellas estafarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gesneden
- jij zou hebben gesneden
- hij/zij/het zou hebben gesneden
- wij zouden hebben gesneden
- jullie zouden hebben gesneden
- zij zouden hebben gesneden
Condicional perfecto
- yo habría estafado
- tú habrías estafado
- él/ella habría estafado
- nosotros habríamos estafado
- vosotros habríais estafado
- ellos/ellas habrían estafado
Imperatief
- jij snijd
- jullie snijdt
Imperativo presente
- tú estafa
- vosotros estafad