Vervoeging van snoepen

Vertaling: golosinear

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik snoep
  • jij snoept
  • hij/zij/het snoept
  • wij snoepen
  • jullie snoepen
  • zij snoepen

Indicativo presente

  • yo golosineo
  • golosineas
  • él/ella golosinea
  • nosotros golosineamos
  • vosotros golosineáis
  • ellos/ellas golosinean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik snoepte
  • jij snoepte
  • hij/zij/het snoepte
  • wij snoepten
  • jullie snoepten
  • zij snoepten

Indefinido

  • yo golosineé
  • golosineaste
  • él/ella golosineó
  • nosotros golosineamos
  • vosotros golosineasteis
  • ellos/ellas golosinearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesnoept
  • jij hebt gesnoept
  • hij/zij/het heeft gesnoept
  • wij hebben gesnoept
  • jullie hebben gesnoept
  • zij hebben gesnoept

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he golosineado
  • has golosineado
  • él/ella ha golosineado
  • nosotros hemos golosineado
  • vosotros habéis golosineado
  • ellos/ellas han golosineado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesnoept
  • jij had gesnoept
  • hij/zij/het had gesnoept
  • wij hadden gesnoept
  • jullie hadden gesnoept
  • zij hadden gesnoept

Pluscuamperfecto

  • yo había golosineado
  • habías golosineado
  • él/ella había golosineado
  • nosotros habíamos golosineado
  • vosotros habíais golosineado
  • ellos/ellas habían golosineado

Toekomende tijd I

  • ik zal snoepen
  • jij zult snoepen
  • hij/zij/het zal snoepen
  • wij zullen snoepen
  • jullie zullen snoepen
  • zij zullen snoepen

Futuro I

  • yo golosinearé
  • golosinearás
  • él/ella golosineará
  • nosotros golosinearemos
  • vosotros golosinearéis
  • ellos/ellas golosinearán

Toekomende tijd II

  • ik zal gesnoept hebben
  • jij zult gesnoept hebben
  • hij/zij/het zal gesnoept hebben
  • wij zullen gesnoept hebben
  • jullie zullen gesnoept hebben
  • zij zullen gesnoept hebben

Futuro perfecto

  • yo habré golosineado
  • habrás golosineado
  • él/ella habrá golosineado
  • nosotros habremos golosineado
  • vosotros habréis golosineado
  • ellos/ellas habrán golosineado

Conditionalis I

  • ik zou snoepen
  • jij zou snoepen
  • hij/zij/het zou snoepen
  • wij zouden snoepen
  • jullie zouden snoepen
  • zij zouden snoepen

Condicional

  • yo golosinearía
  • golosinearías
  • él/ella golosinearía
  • nosotros golosinearíamos
  • vosotros golosinearíais
  • ellos/ellas golosinearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesnoept
  • jij zou hebben gesnoept
  • hij/zij/het zou hebben gesnoept
  • wij zouden hebben gesnoept
  • jullie zouden hebben gesnoept
  • zij zouden hebben gesnoept

Condicional perfecto

  • yo habría golosineado
  • habrías golosineado
  • él/ella habría golosineado
  • nosotros habríamos golosineado
  • vosotros habríais golosineado
  • ellos/ellas habrían golosineado

Imperatief

  • jij snoep
  • jullie snoept

Imperativo presente

  • golosinea
  • vosotros golosinead

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van snoepen