Vervoeging van stampen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stamp
  • jij stampt
  • hij/zij/het stampt
  • wij stampen
  • jullie stampen
  • zij stampen

Indicativo presente

  • yo cabeceo
  • cabeceas
  • él/ella cabecea
  • nosotros cabeceamos
  • vosotros cabeceáis
  • ellos/ellas cabecean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stampte
  • jij stampte
  • hij/zij/het stampte
  • wij stampten
  • jullie stampten
  • zij stampten

Indefinido

  • yo cabeceé
  • cabeceaste
  • él/ella cabeceó
  • nosotros cabeceamos
  • vosotros cabeceasteis
  • ellos/ellas cabecearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestampt
  • jij hebt gestampt
  • hij/zij/het heeft gestampt
  • wij hebben gestampt
  • jullie hebben gestampt
  • zij hebben gestampt

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he cabeceado
  • has cabeceado
  • él/ella ha cabeceado
  • nosotros hemos cabeceado
  • vosotros habéis cabeceado
  • ellos/ellas han cabeceado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestampt
  • jij had gestampt
  • hij/zij/het had gestampt
  • wij hadden gestampt
  • jullie hadden gestampt
  • zij hadden gestampt

Pluscuamperfecto

  • yo había cabeceado
  • habías cabeceado
  • él/ella había cabeceado
  • nosotros habíamos cabeceado
  • vosotros habíais cabeceado
  • ellos/ellas habían cabeceado

Toekomende tijd I

  • ik zal stampen
  • jij zult stampen
  • hij/zij/het zal stampen
  • wij zullen stampen
  • jullie zullen stampen
  • zij zullen stampen

Futuro I

  • yo cabecearé
  • cabecearás
  • él/ella cabeceará
  • nosotros cabecearemos
  • vosotros cabecearéis
  • ellos/ellas cabecearán

Toekomende tijd II

  • ik zal gestampt hebben
  • jij zult gestampt hebben
  • hij/zij/het zal gestampt hebben
  • wij zullen gestampt hebben
  • jullie zullen gestampt hebben
  • zij zullen gestampt hebben

Futuro perfecto

  • yo habré cabeceado
  • habrás cabeceado
  • él/ella habrá cabeceado
  • nosotros habremos cabeceado
  • vosotros habréis cabeceado
  • ellos/ellas habrán cabeceado

Conditionalis I

  • ik zou stampen
  • jij zou stampen
  • hij/zij/het zou stampen
  • wij zouden stampen
  • jullie zouden stampen
  • zij zouden stampen

Condicional

  • yo cabecearía
  • cabecearías
  • él/ella cabecearía
  • nosotros cabecearíamos
  • vosotros cabecearíais
  • ellos/ellas cabecearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestampt
  • jij zou hebben gestampt
  • hij/zij/het zou hebben gestampt
  • wij zouden hebben gestampt
  • jullie zouden hebben gestampt
  • zij zouden hebben gestampt

Condicional perfecto

  • yo habría cabeceado
  • habrías cabeceado
  • él/ella habría cabeceado
  • nosotros habríamos cabeceado
  • vosotros habríais cabeceado
  • ellos/ellas habrían cabeceado

Imperatief

  • jij stamp
  • jullie stampt

Imperativo presente

  • cabecea
  • vosotros cabecead

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van stampen