Vervoeging van stelpen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stelp
  • jij stelpt
  • hij/zij/het stelpt
  • wij stelpen
  • jullie stelpen
  • zij stelpen

Présent

  • j'interromps
  • tu interromps
  • il/elle interrompt
  • nous interrompons
  • vous interrompez
  • ils/elles interrompent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stelpte
  • jij stelpte
  • hij/zij/het stelpte
  • wij stelpten
  • jullie stelpten
  • zij stelpten

Indicatif imparfait

  • j'interrompais
  • tu interrompais
  • il/elle interrompait
  • nous interrompions
  • vous interrompiez
  • ils/elles interrompaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestelpt
  • jij hebt gestelpt
  • hij/zij/het heeft gestelpt
  • wij hebben gestelpt
  • jullie hebben gestelpt
  • zij hebben gestelpt

Indicatif passé composé

  • j'ai interrompu
  • tu as interrompu
  • il/elle a interrompu
  • nous avons interrompu
  • vous avez interrompu
  • ils/elles ont interrompu

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestelpt
  • jij had gestelpt
  • hij/zij/het had gestelpt
  • wij hadden gestelpt
  • jullie hadden gestelpt
  • zij hadden gestelpt

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais interrompu
  • tu avais interrompu
  • il/elle avait interrompu
  • nous avions interrompu
  • vous aviez interrompu
  • ils/elles avaient interrompu

Toekomende tijd I

  • ik zal stelpen
  • jij zult stelpen
  • hij/zij/het zal stelpen
  • wij zullen stelpen
  • jullie zullen stelpen
  • zij zullen stelpen

Indicatif futur

  • j'interromprai
  • tu interrompras
  • il/elle interrompra
  • nous interromprons
  • vous interromprez
  • ils/elles interrompront

Toekomende tijd II

  • ik zal gestelpt hebben
  • jij zult gestelpt hebben
  • hij/zij/het zal gestelpt hebben
  • wij zullen gestelpt hebben
  • jullie zullen gestelpt hebben
  • zij zullen gestelpt hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai interrompu
  • tu auras interrompu
  • il/elle aura interrompu
  • nous aurons interrompu
  • vous aurez interrompu
  • ils/elles auront interrompu

Conditionalis I

  • ik zou stelpen
  • jij zou stelpen
  • hij/zij/het zou stelpen
  • wij zouden stelpen
  • jullie zouden stelpen
  • zij zouden stelpen

Conditionnel présent

  • j'interromprais
  • tu interromprais
  • il/elle interromprait
  • nous interromprions
  • vous interrompriez
  • ils/elles interrompraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestelpt
  • jij zou hebben gestelpt
  • hij/zij/het zou hebben gestelpt
  • wij zouden hebben gestelpt
  • jullie zouden hebben gestelpt
  • zij zouden hebben gestelpt

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais interrompu
  • tu aurais interrompu
  • il/elle aurait interrompu
  • nous aurions interrompu
  • vous auriez interrompu
  • ils/elles auraient interrompu

Imperatief

  • jij stelp
  • jullie stelpt

Impératif

  • tu interromps
  • vous interrompez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stelpen