Vervoeging van stuiven

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stuif
  • jij stuift
  • hij/zij/het stuift
  • wij stuiven
  • jullie stuiven
  • zij stuiven

Indicativo presente

  • yo surjo
  • surges
  • él/ella surge
  • nosotros surgimos
  • vosotros surgís
  • ellos/ellas surgen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stoof
  • jij stoof
  • hij/zij/het stoof
  • wij stoven
  • jullie stoven
  • zij stoven

Indefinido

  • yo surgí
  • surgiste
  • él/ella surgió
  • nosotros surgimos
  • vosotros surgisteis
  • ellos/ellas surgieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestoven
  • jij hebt gestoven
  • hij/zij/het heeft gestoven
  • wij hebben gestoven
  • jullie hebben gestoven
  • zij hebben gestoven

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he surgido
  • has surgido
  • él/ella ha surgido
  • nosotros hemos surgido
  • vosotros habéis surgido
  • ellos/ellas han surgido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestoven
  • jij had gestoven
  • hij/zij/het had gestoven
  • wij hadden gestoven
  • jullie hadden gestoven
  • zij hadden gestoven

Pluscuamperfecto

  • yo había surgido
  • habías surgido
  • él/ella había surgido
  • nosotros habíamos surgido
  • vosotros habíais surgido
  • ellos/ellas habían surgido

Toekomende tijd I

  • ik zal stuiven
  • jij zult stuiven
  • hij/zij/het zal stuiven
  • wij zullen stuiven
  • jullie zullen stuiven
  • zij zullen stuiven

Futuro I

  • yo surgiré
  • surgirás
  • él/ella surgirá
  • nosotros surgiremos
  • vosotros surgiréis
  • ellos/ellas surgirán

Toekomende tijd II

  • ik zal gestoven hebben
  • jij zult gestoven hebben
  • hij/zij/het zal gestoven hebben
  • wij zullen gestoven hebben
  • jullie zullen gestoven hebben
  • zij zullen gestoven hebben

Futuro perfecto

  • yo habré surgido
  • habrás surgido
  • él/ella habrá surgido
  • nosotros habremos surgido
  • vosotros habréis surgido
  • ellos/ellas habrán surgido

Conditionalis I

  • ik zou stuiven
  • jij zou stuiven
  • hij/zij/het zou stuiven
  • wij zouden stuiven
  • jullie zouden stuiven
  • zij zouden stuiven

Condicional

  • yo surgiría
  • surgirías
  • él/ella surgiría
  • nosotros surgiríamos
  • vosotros surgiríais
  • ellos/ellas surgirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestoven
  • jij zou hebben gestoven
  • hij/zij/het zou hebben gestoven
  • wij zouden hebben gestoven
  • jullie zouden hebben gestoven
  • zij zouden hebben gestoven

Condicional perfecto

  • yo habría surgido
  • habrías surgido
  • él/ella habría surgido
  • nosotros habríamos surgido
  • vosotros habríais surgido
  • ellos/ellas habrían surgido

Imperatief

  • jij stuif
  • jullie stuift

Imperativo presente

  • surge
  • vosotros surgid

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van stuiven