Vervoeging van surveilleren
Onbepaalde wijs (infinitief): surveilleren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik surveilleer
- jij surveilleert
- hij/zij/het surveilleert
- wij surveilleren
- jullie surveilleren
- zij surveilleren
Presente
- io verifico
- tu verifichi
- lui/lei/Lei verifica
- noi verifichiamo
- voi/Voi verificate
- loro/Loro verificano
Onvoltooid verleden tijd
- ik surveilleerde
- jij surveilleerde
- hij/zij/het surveilleerde
- wij surveilleerden
- jullie surveilleerden
- zij surveilleerden
Imperfetto
- io verificavo
- tu verificavi
- lui/lei/Lei verificava
- noi verificavamo
- voi/Voi verificavate
- loro/Loro verificavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesurveilleerd
- jij hebt gesurveilleerd
- hij/zij/het heeft gesurveilleerd
- wij hebben gesurveilleerd
- jullie hebben gesurveilleerd
- zij hebben gesurveilleerd
Passato prossimo
- io ho verificato
- tu hai verificato
- lui/lei/Lei ha verificato
- noi abbiamo verificato
- voi/Voi avete verificato
- loro/Loro hanno verificato
Voltooid verleden tijd
- ik had gesurveilleerd
- jij had gesurveilleerd
- hij/zij/het had gesurveilleerd
- wij hadden gesurveilleerd
- jullie hadden gesurveilleerd
- zij hadden gesurveilleerd
Trapassato prossimo
- io avevo verificato
- tu avevi verificato
- lui/lei/Lei aveva verificato
- noi avevamo verificato
- voi/Voi avevate verificato
- loro/Loro avevano verificato
Toekomende tijd I
- ik zal surveilleren
- jij zult surveilleren
- hij/zij/het zal surveilleren
- wij zullen surveilleren
- jullie zullen surveilleren
- zij zullen surveilleren
Futuro semplice
- io verificherò
- tu verificherai
- lui/lei/Lei verificherà
- noi verificheremo
- voi/Voi verificherete
- loro/Loro verificheranno
Toekomende tijd II
- ik zal gesurveilleerd hebben
- jij zult gesurveilleerd hebben
- hij/zij/het zal gesurveilleerd hebben
- wij zullen gesurveilleerd hebben
- jullie zullen gesurveilleerd hebben
- zij zullen gesurveilleerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò verificato
- tu avrai verificato
- lui/lei/Lei avrà verificato
- noi avremo verificato
- voi/Voi avrete verificato
- loro/Loro avranno verificato
Conditionalis I
- ik zou surveilleren
- jij zou surveilleren
- hij/zij/het zou surveilleren
- wij zouden surveilleren
- jullie zouden surveilleren
- zij zouden surveilleren
Condizionale presente
- io verificherei
- tu verificheresti
- lui/lei/Lei verificherebbe
- noi verificheremmo
- voi/Voi verifichereste
- loro/Loro verificherebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gesurveilleerd
- jij zou hebben gesurveilleerd
- hij/zij/het zou hebben gesurveilleerd
- wij zouden hebben gesurveilleerd
- jullie zouden hebben gesurveilleerd
- zij zouden hebben gesurveilleerd
Condizionale passato
- io avrei verificato
- tu avresti verificato
- lui/lei/Lei avrebbe verificato
- noi avremmo verificato
- voi/Voi avreste verificato
- loro/Loro avrebbero verificato
Imperatief
- jij surveilleer
- jullie surveilleert
Imperativo
- tu verifica
- voi/Voi verificate