Vervoeging van terugzetten

Onbepaalde wijs (infinitief): terugzetten

Vertaling: adelantar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zet terug
  • jij zet terug
  • hij/zij/het zet terug
  • wij zetten terug
  • jullie zetten terug
  • zij zetten terug

Indicativo presente

  • yo adelanto
  • adelantas
  • él/ella adelanta
  • nosotros adelantamos
  • vosotros adelantáis
  • ellos/ellas adelantan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zette terug
  • jij zette terug
  • hij/zij/het zette terug
  • wij zetten terug
  • jullie zetten terug
  • zij zetten terug

Indefinido

  • yo adelanté
  • adelantaste
  • él/ella adelantó
  • nosotros adelantamos
  • vosotros adelantasteis
  • ellos/ellas adelantaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb teruggezet
  • jij hebt teruggezet
  • hij/zij/het heeft teruggezet
  • wij hebben teruggezet
  • jullie hebben teruggezet
  • zij hebben teruggezet

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he adelantado
  • has adelantado
  • él/ella ha adelantado
  • nosotros hemos adelantado
  • vosotros habéis adelantado
  • ellos/ellas han adelantado

Voltooid verleden tijd

  • ik had teruggezet
  • jij had teruggezet
  • hij/zij/het had teruggezet
  • wij hadden teruggezet
  • jullie hadden teruggezet
  • zij hadden teruggezet

Pluscuamperfecto

  • yo había adelantado
  • habías adelantado
  • él/ella había adelantado
  • nosotros habíamos adelantado
  • vosotros habíais adelantado
  • ellos/ellas habían adelantado

Toekomende tijd I

  • ik zal terugzetten
  • jij zult terugzetten
  • hij/zij/het zal terugzetten
  • wij zullen terugzetten
  • jullie zullen terugzetten
  • zij zullen terugzetten

Futuro I

  • yo adelantaré
  • adelantarás
  • él/ella adelantará
  • nosotros adelantaremos
  • vosotros adelantaréis
  • ellos/ellas adelantarán

Toekomende tijd II

  • ik zal teruggezet hebben
  • jij zult teruggezet hebben
  • hij/zij/het zal teruggezet hebben
  • wij zullen teruggezet hebben
  • jullie zullen teruggezet hebben
  • zij zullen teruggezet hebben

Futuro perfecto

  • yo habré adelantado
  • habrás adelantado
  • él/ella habrá adelantado
  • nosotros habremos adelantado
  • vosotros habréis adelantado
  • ellos/ellas habrán adelantado

Conditionalis I

  • ik zou terugzetten
  • jij zou terugzetten
  • hij/zij/het zou terugzetten
  • wij zouden terugzetten
  • jullie zouden terugzetten
  • zij zouden terugzetten

Condicional

  • yo adelantaría
  • adelantarías
  • él/ella adelantaría
  • nosotros adelantaríamos
  • vosotros adelantaríais
  • ellos/ellas adelantarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben teruggezet
  • jij zou hebben teruggezet
  • hij/zij/het zou hebben teruggezet
  • wij zouden hebben teruggezet
  • jullie zouden hebben teruggezet
  • zij zouden hebben teruggezet

Condicional perfecto

  • yo habría adelantado
  • habrías adelantado
  • él/ella habría adelantado
  • nosotros habríamos adelantado
  • vosotros habríais adelantado
  • ellos/ellas habrían adelantado

Imperatief

  • jij zet terug
  • jullie zet terug

Imperativo presente

  • adelanta
  • vosotros adelantad

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van terugzetten