Vervoeging van tittle-tattle
Onbepaalde wijs (infinitief): to tittle-tattle
37 alternatieve vertalingen
- afkletsen
- aflopen
- babbelen
- bazelen
- dagdromen
- dazen
- denonceren
- fantaseren
- kakelen
- keutelen
- keuvelen
- kleppen
- klessebessen
- kletsen
- kletsmeieren
- kouten
- kwebbelen
- kwekkebekken
- kwekken
- kwetteren
- leuteren
- lullen
- ohaën
- ouwehoeren
- overbrieven
- parlevinken
- raaskallen
- ratelen
- razen
- rellen
- snappen
- snateren
- tateren
- verklikken
- wauwelen
- zwammen
- zwetsen
Engels
Nederlands
Present
- I tittle-tattle
- you tittle-tattle
- he/she/it tittle-tattles
- we tittle-tattle
- you tittle-tattle
- they tittle-tattle
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ijl
- jij ijlt
- hij/zij/het ijlt
- wij ijlen
- jullie ijlen
- zij ijlen
Simple past
- I tittle-tattled
- you tittle-tattled
- he/she/it tittle-tattled
- we tittle-tattled
- you tittle-tattled
- they tittle-tattled
Onvoltooid verleden tijd
- ik ijlde
- jij ijlde
- hij/zij/het ijlde
- wij ijlden
- jullie ijlden
- zij ijlden
Present perfect
- I have tittle-tattled
- you have tittle-tattled
- he/she/it has tittle-tattled
- we have tittle-tattled
- you have tittle-tattled
- they have tittle-tattled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geijld
- jij hebt geijld
- hij/zij/het heeft geijld
- wij hebben geijld
- jullie hebben geijld
- zij hebben geijld
Past perfect
- I had tittle-tattled
- you had tittle-tattled
- he/she/it had tittle-tattled
- we had tittle-tattled
- you had tittle-tattled
- they had tittle-tattled
Voltooid verleden tijd
- ik had geijld
- jij had geijld
- hij/zij/het had geijld
- wij hadden geijld
- jullie hadden geijld
- zij hadden geijld
Future
- I will tittle-tattle
- you will tittle-tattle
- he/she/it will tittle-tattle
- we will tittle-tattle
- you will tittle-tattle
- they will tittle-tattle
Toekomende tijd I
- ik zal ijlen
- jij zult ijlen
- hij/zij/het zal ijlen
- wij zullen ijlen
- jullie zullen ijlen
- zij zullen ijlen
Future perfect
- I will have tittle-tattled
- you will have tittle-tattled
- he/she/it will have tittle-tattled
- we will have tittle-tattled
- you will have tittle-tattled
- they will have tittle-tattled
Toekomende tijd II
- ik zal geijld hebben
- jij zult geijld hebben
- hij/zij/het zal geijld hebben
- wij zullen geijld hebben
- jullie zullen geijld hebben
- zij zullen geijld hebben
Conditional present
- I would tittle-tattle
- you would tittle-tattle
- he/she/it would tittle-tattle
- we would tittle-tattle
- you would tittle-tattle
- they would tittle-tattle
Conditionalis I
- ik zou ijlen
- jij zou ijlen
- hij/zij/het zou ijlen
- wij zouden ijlen
- jullie zouden ijlen
- zij zouden ijlen
Conditional perfect
- I would have tittle-tattled
- you would have tittle-tattled
- he/she/it would have tittle-tattled
- we would have tittle-tattled
- you would have tittle-tattled
- they would have tittle-tattled
Conditionalis II
- ik zou hebben geijld
- jij zou hebben geijld
- hij/zij/het zou hebben geijld
- wij zouden hebben geijld
- jullie zouden hebben geijld
- zij zouden hebben geijld
Imperative
- you tittle-tattle
- you tittle-tattle
Imperatief
- jij ijl
- jullie ijlt