Vervoeging van toestemmen

Onbepaalde wijs (infinitief): toestemmen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stem toe
  • jij stemt toe
  • hij/zij/het stemt toe
  • wij stemmen toe
  • jullie stemmen toe
  • zij stemmen toe

Présent

  • je consens
  • tu consens
  • il/elle consent
  • nous consentons
  • vous consentez
  • ils/elles consentent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stemde toe
  • jij stemde toe
  • hij/zij/het stemde toe
  • wij stemden toe
  • jullie stemden toe
  • zij stemden toe

Indicatif imparfait

  • je consentais
  • tu consentais
  • il/elle consentait
  • nous consentions
  • vous consentiez
  • ils/elles consentaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegestemd
  • jij hebt toegestemd
  • hij/zij/het heeft toegestemd
  • wij hebben toegestemd
  • jullie hebben toegestemd
  • zij hebben toegestemd

Indicatif passé composé

  • j'ai consenti
  • tu as consenti
  • il/elle a consenti
  • nous avons consenti
  • vous avez consenti
  • ils/elles ont consenti

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegestemd
  • jij had toegestemd
  • hij/zij/het had toegestemd
  • wij hadden toegestemd
  • jullie hadden toegestemd
  • zij hadden toegestemd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais consenti
  • tu avais consenti
  • il/elle avait consenti
  • nous avions consenti
  • vous aviez consenti
  • ils/elles avaient consenti

Toekomende tijd I

  • ik zal toestemmen
  • jij zult toestemmen
  • hij/zij/het zal toestemmen
  • wij zullen toestemmen
  • jullie zullen toestemmen
  • zij zullen toestemmen

Indicatif futur

  • je consentirai
  • tu consentiras
  • il/elle consentira
  • nous consentirons
  • vous consentirez
  • ils/elles consentiront

Toekomende tijd II

  • ik zal toegestemd hebben
  • jij zult toegestemd hebben
  • hij/zij/het zal toegestemd hebben
  • wij zullen toegestemd hebben
  • jullie zullen toegestemd hebben
  • zij zullen toegestemd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai consenti
  • tu auras consenti
  • il/elle aura consenti
  • nous aurons consenti
  • vous aurez consenti
  • ils/elles auront consenti

Conditionalis I

  • ik zou toestemmen
  • jij zou toestemmen
  • hij/zij/het zou toestemmen
  • wij zouden toestemmen
  • jullie zouden toestemmen
  • zij zouden toestemmen

Conditionnel présent

  • je consentirais
  • tu consentirais
  • il/elle consentirait
  • nous consentirions
  • vous consentiriez
  • ils/elles consentiraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegestemd
  • jij zou hebben toegestemd
  • hij/zij/het zou hebben toegestemd
  • wij zouden hebben toegestemd
  • jullie zouden hebben toegestemd
  • zij zouden hebben toegestemd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais consenti
  • tu aurais consenti
  • il/elle aurait consenti
  • nous aurions consenti
  • vous auriez consenti
  • ils/elles auraient consenti

Imperatief

  • jij stem toe
  • jullie stemt toe

Impératif

  • tu consens
  • vous consentez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van toestemmen