Vervoeging van tolereren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik tolereer
  • jij tolereert
  • hij/zij/het tolereert
  • wij tolereren
  • jullie tolereren
  • zij tolereren

Present

  • I condone
  • you condone
  • he/she/it condones
  • we condone
  • you condone
  • they condone

Onvoltooid verleden tijd

  • ik tolereerde
  • jij tolereerde
  • hij/zij/het tolereerde
  • wij tolereerden
  • jullie tolereerden
  • zij tolereerden

Simple past

  • I condoned
  • you condoned
  • he/she/it condoned
  • we condoned
  • you condoned
  • they condoned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getolereerd
  • jij hebt getolereerd
  • hij/zij/het heeft getolereerd
  • wij hebben getolereerd
  • jullie hebben getolereerd
  • zij hebben getolereerd

Present perfect

  • I have condoned
  • you have condoned
  • he/she/it has condoned
  • we have condoned
  • you have condoned
  • they have condoned

Voltooid verleden tijd

  • ik had getolereerd
  • jij had getolereerd
  • hij/zij/het had getolereerd
  • wij hadden getolereerd
  • jullie hadden getolereerd
  • zij hadden getolereerd

Past perfect

  • I had condoned
  • you had condoned
  • he/she/it had condoned
  • we had condoned
  • you had condoned
  • they had condoned

Toekomende tijd I

  • ik zal tolereren
  • jij zult tolereren
  • hij/zij/het zal tolereren
  • wij zullen tolereren
  • jullie zullen tolereren
  • zij zullen tolereren

Future

  • I will condone
  • you will condone
  • he/she/it will condone
  • we will condone
  • you will condone
  • they will condone

Toekomende tijd II

  • ik zal getolereerd hebben
  • jij zult getolereerd hebben
  • hij/zij/het zal getolereerd hebben
  • wij zullen getolereerd hebben
  • jullie zullen getolereerd hebben
  • zij zullen getolereerd hebben

Future perfect

  • I will have condoned
  • you will have condoned
  • he/she/it will have condoned
  • we will have condoned
  • you will have condoned
  • they will have condoned

Conditionalis I

  • ik zou tolereren
  • jij zou tolereren
  • hij/zij/het zou tolereren
  • wij zouden tolereren
  • jullie zouden tolereren
  • zij zouden tolereren

Conditional present

  • I would condone
  • you would condone
  • he/she/it would condone
  • we would condone
  • you would condone
  • they would condone

Conditionalis II

  • ik zou hebben getolereerd
  • jij zou hebben getolereerd
  • hij/zij/het zou hebben getolereerd
  • wij zouden hebben getolereerd
  • jullie zouden hebben getolereerd
  • zij zouden hebben getolereerd

Conditional perfect

  • I would have condoned
  • you would have condoned
  • he/she/it would have condoned
  • we would have condoned
  • you would have condoned
  • they would have condoned

Imperatief

  • jij tolereer
  • jullie tolereert

Imperative

  • you condone
  • you condone

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van tolereren