Vervoeging van transcend
Onbepaalde wijs (infinitief): to transcend
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it transcends
- they transcend
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het overvleugelt
- zij overvleugelen
Simple past
- he/she/it transcended
- they transcended
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het overvleugelde
- zij overvleugelden
Present perfect
- he/she/it has transcended
- they have transcended
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft overvleugeld
- zij hebben overvleugeld
Past perfect
- he/she/it had transcended
- they had transcended
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had overvleugeld
- zij hadden overvleugeld
Future
- he/she/it will transcend
- they will transcend
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal overvleugelen
- zij zult overvleugelen
Future perfect
- he/she/it will have transcended
- they will have transcended
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal overvleugeld hebben
- zij zult overvleugeld hebben
Conditional present
- he/she/it would transcend
- they would transcend
Conditionalis I
- hij/zij/het zal overvleugelen
- zij zullen overvleugelen
Conditional perfect
- he/she/it would have transcended
- they would have transcended
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben overvleugeld
- zij zullen hebben overvleugeld