Vervoeging van uitboren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik boor uit
  • jij boort uit
  • hij/zij/het boort uit
  • wij boren uit
  • jullie boren uit
  • zij boren uit

Present

  • I hollow
  • you hollow
  • he/she/it hollows
  • we hollow
  • you hollow
  • they hollow

Onvoltooid verleden tijd

  • ik boorde uit
  • jij boorde uit
  • hij/zij/het boorde uit
  • wij boorden uit
  • jullie boorden uit
  • zij boorden uit

Simple past

  • I hollowed
  • you hollowed
  • he/she/it hollowed
  • we hollowed
  • you hollowed
  • they hollowed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgeboord
  • jij hebt uitgeboord
  • hij/zij/het heeft uitgeboord
  • wij hebben uitgeboord
  • jullie hebben uitgeboord
  • zij hebben uitgeboord

Present perfect

  • I have hollowed
  • you have hollowed
  • he/she/it has hollowed
  • we have hollowed
  • you have hollowed
  • they have hollowed

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgeboord
  • jij had uitgeboord
  • hij/zij/het had uitgeboord
  • wij hadden uitgeboord
  • jullie hadden uitgeboord
  • zij hadden uitgeboord

Past perfect

  • I had hollowed
  • you had hollowed
  • he/she/it had hollowed
  • we had hollowed
  • you had hollowed
  • they had hollowed

Toekomende tijd I

  • ik zal uitboren
  • jij zult uitboren
  • hij/zij/het zal uitboren
  • wij zullen uitboren
  • jullie zullen uitboren
  • zij zullen uitboren

Future

  • I will hollow
  • you will hollow
  • he/she/it will hollow
  • we will hollow
  • you will hollow
  • they will hollow

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgeboord hebben
  • jij zult uitgeboord hebben
  • hij/zij/het zal uitgeboord hebben
  • wij zullen uitgeboord hebben
  • jullie zullen uitgeboord hebben
  • zij zullen uitgeboord hebben

Future perfect

  • I will have hollowed
  • you will have hollowed
  • he/she/it will have hollowed
  • we will have hollowed
  • you will have hollowed
  • they will have hollowed

Conditionalis I

  • ik zou uitboren
  • jij zou uitboren
  • hij/zij/het zou uitboren
  • wij zouden uitboren
  • jullie zouden uitboren
  • zij zouden uitboren

Conditional present

  • I would hollow
  • you would hollow
  • he/she/it would hollow
  • we would hollow
  • you would hollow
  • they would hollow

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgeboord
  • jij zou hebben uitgeboord
  • hij/zij/het zou hebben uitgeboord
  • wij zouden hebben uitgeboord
  • jullie zouden hebben uitgeboord
  • zij zouden hebben uitgeboord

Conditional perfect

  • I would have hollowed
  • you would have hollowed
  • he/she/it would have hollowed
  • we would have hollowed
  • you would have hollowed
  • they would have hollowed

Imperatief

  • jij boor uit
  • jullie boort uit

Imperative

  • you hollow
  • you hollow

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van uitboren