Vervoeging van vergrijzen

Onbepaalde wijs (infinitief): vergrijzen

Vertaling: ergrauen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergrijs
  • jij vergrijst
  • hij/zij/het vergrijst
  • wij vergrijzen
  • jullie vergrijzen
  • zij vergrijzen

Präsens Indikativ

  • ich ergraue
  • du ergraust
  • er/sie/es ergraut
  • wir ergrauen
  • ihr ergraut
  • sie ergrauen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergrijsde
  • jij vergrijsde
  • hij/zij/het vergrijsde
  • wij vergrijsden
  • jullie vergrijsden
  • zij vergrijsden

Präteritum Indikativ

  • ich ergraute
  • du ergrautest
  • er/sie/es ergraute
  • wir ergrauten
  • ihr ergrautet
  • sie ergrauten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben vergrijsd
  • jij bent vergrijsd
  • hij/zij/het is vergrijsd
  • wij zijn vergrijsd
  • jullie zijn vergrijsd
  • zij zijn vergrijsd

Perfekt Indikativ

  • ich bin ergraut
  • du bist ergraut
  • er/sie/es ist ergraut
  • wir sind ergraut
  • ihr seid ergraut
  • sie sind ergraut

Voltooid verleden tijd

  • ik was vergrijsd
  • jij was vergrijsd
  • hij/zij/het was vergrijsd
  • wij waren vergrijsd
  • jullie waren vergrijsd
  • zij waren vergrijsd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich war ergraut
  • du warst ergraut
  • er/sie/es war ergraut
  • wir waren ergraut
  • ihr wart ergraut
  • sie waren ergraut

Toekomende tijd I

  • ik zal vergrijzen
  • jij zult vergrijzen
  • hij/zij/het zal vergrijzen
  • wij zullen vergrijzen
  • jullie zullen vergrijzen
  • zij zullen vergrijzen

Futur I Indikativ

  • ich werde ergrauen
  • du wirst ergrauen
  • er/sie/es wird ergrauen
  • wir werden ergrauen
  • ihr werdet ergrauen
  • sie werden ergrauen

Toekomende tijd II

  • ik zal vergrijsd zijn
  • jij zult vergrijsd zijn
  • hij/zij/het zal vergrijsd zijn
  • wij zullen vergrijsd zijn
  • jullie zullen vergrijsd zijn
  • zij zullen vergrijsd zijn

Futur II Indikativ

  • ich werde ergraut sein
  • du wirst ergraut sein
  • er/sie/es wird ergraut sein
  • wir werden ergraut sein
  • ihr werdet ergraut sein
  • sie werden ergraut sein

Conditionalis I

  • ik zou vergrijzen
  • jij zou vergrijzen
  • hij/zij/het zou vergrijzen
  • wij zouden vergrijzen
  • jullie zouden vergrijzen
  • zij zouden vergrijzen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde ergrauen
  • du würdest ergrauen
  • er/sie/es würde ergrauen
  • wir würden ergrauen
  • ihr würdet ergrauen
  • sie würden ergrauen

Conditionalis II

  • ik zou zijn vergrijsd
  • jij zou zijn vergrijsd
  • hij/zij/het zou zijn vergrijsd
  • wij zouden zijn vergrijsd
  • jullie zouden zijn vergrijsd
  • zij zouden zijn vergrijsd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde ergraut sein
  • du würdest ergraut sein
  • er/sie/es würde ergraut sein
  • wir würden ergraut sein
  • ihr würdet ergraut sein
  • sie würden ergraut sein

Imperatief

  • jij vergrijs
  • jullie vergrijst

Imperativ

  • du ergrau(e)
  • ihr ergraut

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vergrijzen