Vervoeging van verlullen
Onbepaalde wijs (infinitief): verlullen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verlul
- jij verlult
- hij/zij/het verlult
- wij verlullen
- jullie verlullen
- zij verlullen
Present
- I denounce
- you denounce
- he/she/it denounces
- we denounce
- you denounce
- they denounce
Onvoltooid verleden tijd
- ik verlulde
- jij verlulde
- hij/zij/het verlulde
- wij verlulden
- jullie verlulden
- zij verlulden
Simple past
- I denounced
- you denounced
- he/she/it denounced
- we denounced
- you denounced
- they denounced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verluld
- jij hebt verluld
- hij/zij/het heeft verluld
- wij hebben verluld
- jullie hebben verluld
- zij hebben verluld
Present perfect
- I have denounced
- you have denounced
- he/she/it has denounced
- we have denounced
- you have denounced
- they have denounced
Voltooid verleden tijd
- ik had verluld
- jij had verluld
- hij/zij/het had verluld
- wij hadden verluld
- jullie hadden verluld
- zij hadden verluld
Past perfect
- I had denounced
- you had denounced
- he/she/it had denounced
- we had denounced
- you had denounced
- they had denounced
Toekomende tijd I
- ik zal verlullen
- jij zult verlullen
- hij/zij/het zal verlullen
- wij zullen verlullen
- jullie zullen verlullen
- zij zullen verlullen
Future
- I will denounce
- you will denounce
- he/she/it will denounce
- we will denounce
- you will denounce
- they will denounce
Toekomende tijd II
- ik zal verluld hebben
- jij zult verluld hebben
- hij/zij/het zal verluld hebben
- wij zullen verluld hebben
- jullie zullen verluld hebben
- zij zullen verluld hebben
Future perfect
- I will have denounced
- you will have denounced
- he/she/it will have denounced
- we will have denounced
- you will have denounced
- they will have denounced
Conditionalis I
- ik zou verlullen
- jij zou verlullen
- hij/zij/het zou verlullen
- wij zouden verlullen
- jullie zouden verlullen
- zij zouden verlullen
Conditional present
- I would denounce
- you would denounce
- he/she/it would denounce
- we would denounce
- you would denounce
- they would denounce
Conditionalis II
- ik zou hebben verluld
- jij zou hebben verluld
- hij/zij/het zou hebben verluld
- wij zouden hebben verluld
- jullie zouden hebben verluld
- zij zouden hebben verluld
Conditional perfect
- I would have denounced
- you would have denounced
- he/she/it would have denounced
- we would have denounced
- you would have denounced
- they would have denounced
Imperatief
- jij verlul
- jullie verlult
Imperative
- you denounce
- you denounce