Vervoeging van vermenigvuldigen

Onbepaalde wijs (infinitief): vermenigvuldigen

Vertaling: multiplizieren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vermenigvuldig
  • jij vermenigvuldigt
  • hij/zij/het vermenigvuldigt
  • wij vermenigvuldigen
  • jullie vermenigvuldigen
  • zij vermenigvuldigen

Präsens Indikativ

  • ich multipliziere
  • du multiplizierst
  • er/sie/es multipliziert
  • wir multiplizieren
  • ihr multipliziert
  • sie multiplizieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vermenigvuldigde
  • jij vermenigvuldigde
  • hij/zij/het vermenigvuldigde
  • wij vermenigvuldigden
  • jullie vermenigvuldigden
  • zij vermenigvuldigden

Präteritum Indikativ

  • ich multiplizierte
  • du multipliziertest
  • er/sie/es multiplizierte
  • wir multiplizierten
  • ihr multipliziertet
  • sie multiplizierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vermenigvuldigd
  • jij hebt vermenigvuldigd
  • hij/zij/het heeft vermenigvuldigd
  • wij hebben vermenigvuldigd
  • jullie hebben vermenigvuldigd
  • zij hebben vermenigvuldigd

Perfekt Indikativ

  • ich habe multipliziert
  • du hast multipliziert
  • er/sie/es hat multipliziert
  • wir haben multipliziert
  • ihr habt multipliziert
  • sie haben multipliziert

Voltooid verleden tijd

  • ik had vermenigvuldigd
  • jij had vermenigvuldigd
  • hij/zij/het had vermenigvuldigd
  • wij hadden vermenigvuldigd
  • jullie hadden vermenigvuldigd
  • zij hadden vermenigvuldigd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte multipliziert
  • du hattest multipliziert
  • er/sie/es hatte multipliziert
  • wir hatten multipliziert
  • ihr hattet multipliziert
  • sie hatten multipliziert

Toekomende tijd I

  • ik zal vermenigvuldigen
  • jij zult vermenigvuldigen
  • hij/zij/het zal vermenigvuldigen
  • wij zullen vermenigvuldigen
  • jullie zullen vermenigvuldigen
  • zij zullen vermenigvuldigen

Futur I Indikativ

  • ich werde multiplizieren
  • du wirst multiplizieren
  • er/sie/es wird multiplizieren
  • wir werden multiplizieren
  • ihr werdet multiplizieren
  • sie werden multiplizieren

Toekomende tijd II

  • ik zal vermenigvuldigd hebben
  • jij zult vermenigvuldigd hebben
  • hij/zij/het zal vermenigvuldigd hebben
  • wij zullen vermenigvuldigd hebben
  • jullie zullen vermenigvuldigd hebben
  • zij zullen vermenigvuldigd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde multipliziert haben
  • du wirst multipliziert haben
  • er/sie/es wird multipliziert haben
  • wir werden multipliziert haben
  • ihr werdet multipliziert haben
  • sie werden multipliziert haben

Conditionalis I

  • ik zou vermenigvuldigen
  • jij zou vermenigvuldigen
  • hij/zij/het zou vermenigvuldigen
  • wij zouden vermenigvuldigen
  • jullie zouden vermenigvuldigen
  • zij zouden vermenigvuldigen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde multiplizieren
  • du würdest multiplizieren
  • er/sie/es würde multiplizieren
  • wir würden multiplizieren
  • ihr würdet multiplizieren
  • sie würden multiplizieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben vermenigvuldigd
  • jij zou hebben vermenigvuldigd
  • hij/zij/het zou hebben vermenigvuldigd
  • wij zouden hebben vermenigvuldigd
  • jullie zouden hebben vermenigvuldigd
  • zij zouden hebben vermenigvuldigd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde multipliziert haben
  • du würdest multipliziert haben
  • er/sie/es würde multipliziert haben
  • wir würden multipliziert haben
  • ihr würdet multipliziert haben
  • sie würden multipliziert haben

Imperatief

  • jij vermenigvuldig
  • jullie vermenigvuldigt

Imperativ

  • du multipliziere
  • ihr multipliziert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van vermenigvuldigen