Vervoeging van verslaan
Onbepaalde wijs (infinitief): verslaan
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versla
- jij verslaat
- hij/zij/het verslaat
- wij verslaan
- jullie verslaan
- zij verslaan
Present
- I overthrow
- you overthrow
- he/she/it overthrows
- we overthrow
- you overthrow
- they overthrow
Onvoltooid verleden tijd
- ik versloeg
- jij versloeg
- hij/zij/het versloeg
- wij versloegen
- jullie versloegen
- zij versloegen
Simple past
- I overthrew
- you overthrew
- he/she/it overthrew
- we overthrew
- you overthrew
- they overthrew
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verslagen
- jij hebt verslagen
- hij/zij/het heeft verslagen
- wij hebben verslagen
- jullie hebben verslagen
- zij hebben verslagen
Present perfect
- I have overthrown
- you have overthrown
- he/she/it has overthrown
- we have overthrown
- you have overthrown
- they have overthrown
Voltooid verleden tijd
- ik had verslagen
- jij had verslagen
- hij/zij/het had verslagen
- wij hadden verslagen
- jullie hadden verslagen
- zij hadden verslagen
Past perfect
- I had overthrown
- you had overthrown
- he/she/it had overthrown
- we had overthrown
- you had overthrown
- they had overthrown
Toekomende tijd I
- ik zal verslaan
- jij zult verslaan
- hij/zij/het zal verslaan
- wij zullen verslaan
- jullie zullen verslaan
- zij zullen verslaan
Future
- I will overthrow
- you will overthrow
- he/she/it will overthrow
- we will overthrow
- you will overthrow
- they will overthrow
Toekomende tijd II
- ik zal verslagen hebben
- jij zult verslagen hebben
- hij/zij/het zal verslagen hebben
- wij zullen verslagen hebben
- jullie zullen verslagen hebben
- zij zullen verslagen hebben
Future perfect
- I will have overthrown
- you will have overthrown
- he/she/it will have overthrown
- we will have overthrown
- you will have overthrown
- they will have overthrown
Conditionalis I
- ik zou verslaan
- jij zou verslaan
- hij/zij/het zou verslaan
- wij zouden verslaan
- jullie zouden verslaan
- zij zouden verslaan
Conditional present
- I would overthrow
- you would overthrow
- he/she/it would overthrow
- we would overthrow
- you would overthrow
- they would overthrow
Conditionalis II
- ik zou hebben verslagen
- jij zou hebben verslagen
- hij/zij/het zou hebben verslagen
- wij zouden hebben verslagen
- jullie zouden hebben verslagen
- zij zouden hebben verslagen
Conditional perfect
- I would have overthrown
- you would have overthrown
- he/she/it would have overthrown
- we would have overthrown
- you would have overthrown
- they would have overthrown
Imperatief
- jij versla
- jullie verslaat
Imperative
- you overthrow
- you overthrow