Vervoeging van verslaan
Onbepaalde wijs (infinitief): verslaan
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versla
- jij verslaat
- hij/zij/het verslaat
- wij verslaan
- jullie verslaan
- zij verslaan
Indicativo presente
- yo refiero
- tú refieres
- él/ella refiere
- nosotros referimos
- vosotros referís
- ellos/ellas refieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik versloeg
- jij versloeg
- hij/zij/het versloeg
- wij versloegen
- jullie versloegen
- zij versloegen
Indefinido
- yo referí
- tú referiste
- él/ella refirió
- nosotros referimos
- vosotros referisteis
- ellos/ellas refirieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verslagen
- jij hebt verslagen
- hij/zij/het heeft verslagen
- wij hebben verslagen
- jullie hebben verslagen
- zij hebben verslagen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he referido
- tú has referido
- él/ella ha referido
- nosotros hemos referido
- vosotros habéis referido
- ellos/ellas han referido
Voltooid verleden tijd
- ik had verslagen
- jij had verslagen
- hij/zij/het had verslagen
- wij hadden verslagen
- jullie hadden verslagen
- zij hadden verslagen
Pluscuamperfecto
- yo había referido
- tú habías referido
- él/ella había referido
- nosotros habíamos referido
- vosotros habíais referido
- ellos/ellas habían referido
Toekomende tijd I
- ik zal verslaan
- jij zult verslaan
- hij/zij/het zal verslaan
- wij zullen verslaan
- jullie zullen verslaan
- zij zullen verslaan
Futuro I
- yo referiré
- tú referirás
- él/ella referirá
- nosotros referiremos
- vosotros referiréis
- ellos/ellas referirán
Toekomende tijd II
- ik zal verslagen hebben
- jij zult verslagen hebben
- hij/zij/het zal verslagen hebben
- wij zullen verslagen hebben
- jullie zullen verslagen hebben
- zij zullen verslagen hebben
Futuro perfecto
- yo habré referido
- tú habrás referido
- él/ella habrá referido
- nosotros habremos referido
- vosotros habréis referido
- ellos/ellas habrán referido
Conditionalis I
- ik zou verslaan
- jij zou verslaan
- hij/zij/het zou verslaan
- wij zouden verslaan
- jullie zouden verslaan
- zij zouden verslaan
Condicional
- yo referiría
- tú referirías
- él/ella referiría
- nosotros referiríamos
- vosotros referiríais
- ellos/ellas referirían
Conditionalis II
- ik zou hebben verslagen
- jij zou hebben verslagen
- hij/zij/het zou hebben verslagen
- wij zouden hebben verslagen
- jullie zouden hebben verslagen
- zij zouden hebben verslagen
Condicional perfecto
- yo habría referido
- tú habrías referido
- él/ella habría referido
- nosotros habríamos referido
- vosotros habríais referido
- ellos/ellas habrían referido
Imperatief
- jij versla
- jullie verslaat
Imperativo presente
- tú refiere
- vosotros referid