Vervoeging van verteren
Onbepaalde wijs (infinitief): verteren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verteer
- jij verteert
- hij/zij/het verteert
- wij verteren
- jullie verteren
- zij verteren
Indicativo presente
- yo gasto
- tú gastas
- él/ella gasta
- nosotros gastamos
- vosotros gastáis
- ellos/ellas gastan
Onvoltooid verleden tijd
- ik verteerde
- jij verteerde
- hij/zij/het verteerde
- wij verteerden
- jullie verteerden
- zij verteerden
Indefinido
- yo gasté
- tú gastaste
- él/ella gastó
- nosotros gastamos
- vosotros gastasteis
- ellos/ellas gastaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verteerd
- jij hebt verteerd
- hij/zij/het heeft verteerd
- wij hebben verteerd
- jullie hebben verteerd
- zij hebben verteerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he gastado
- tú has gastado
- él/ella ha gastado
- nosotros hemos gastado
- vosotros habéis gastado
- ellos/ellas han gastado
Voltooid verleden tijd
- ik had verteerd
- jij had verteerd
- hij/zij/het had verteerd
- wij hadden verteerd
- jullie hadden verteerd
- zij hadden verteerd
Pluscuamperfecto
- yo había gastado
- tú habías gastado
- él/ella había gastado
- nosotros habíamos gastado
- vosotros habíais gastado
- ellos/ellas habían gastado
Toekomende tijd I
- ik zal verteren
- jij zult verteren
- hij/zij/het zal verteren
- wij zullen verteren
- jullie zullen verteren
- zij zullen verteren
Futuro I
- yo gastaré
- tú gastarás
- él/ella gastará
- nosotros gastaremos
- vosotros gastaréis
- ellos/ellas gastarán
Toekomende tijd II
- ik zal verteerd hebben
- jij zult verteerd hebben
- hij/zij/het zal verteerd hebben
- wij zullen verteerd hebben
- jullie zullen verteerd hebben
- zij zullen verteerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré gastado
- tú habrás gastado
- él/ella habrá gastado
- nosotros habremos gastado
- vosotros habréis gastado
- ellos/ellas habrán gastado
Conditionalis I
- ik zou verteren
- jij zou verteren
- hij/zij/het zou verteren
- wij zouden verteren
- jullie zouden verteren
- zij zouden verteren
Condicional
- yo gastaría
- tú gastarías
- él/ella gastaría
- nosotros gastaríamos
- vosotros gastaríais
- ellos/ellas gastarían
Conditionalis II
- ik zou hebben verteerd
- jij zou hebben verteerd
- hij/zij/het zou hebben verteerd
- wij zouden hebben verteerd
- jullie zouden hebben verteerd
- zij zouden hebben verteerd
Condicional perfecto
- yo habría gastado
- tú habrías gastado
- él/ella habría gastado
- nosotros habríamos gastado
- vosotros habríais gastado
- ellos/ellas habrían gastado
Imperatief
- jij verteer
- jullie verteert
Imperativo presente
- tú gasta
- vosotros gastad