Vervoeging van veruiterlijken

Onbepaalde wijs (infinitief): veruiterlijken

Vertaling: veräußerlichen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het veruiterlijkt
  • zij veruiterlijken

Präsens Indikativ

  • er/sie/es veräußerlicht
  • sie veräußerlichen

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het veruiterlijkte
  • zij veruiterlijkten

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es veräußerlichte
  • sie veräußerlichten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is veruiterlijkt
  • zij zijn veruiterlijkt

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat veräußerlicht
  • sie haben veräußerlicht

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was veruiterlijkt
  • zij waren veruiterlijkt

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte veräußerlicht
  • sie hatten veräußerlicht

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal veruiterlijken
  • zij zult veruiterlijken

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird veräußerlichen
  • sie werden veräußerlichen

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal veruiterlijkt zijn
  • zij zult veruiterlijkt zijn

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird veräußerlicht haben
  • sie werden veräußerlicht haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal veruiterlijken
  • zij zullen veruiterlijken

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde veräußerlichen
  • sie würden veräußerlichen

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn veruiterlijkt
  • zij zullen zijn veruiterlijkt

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde veräußerlicht haben
  • sie würden veräußerlicht haben