Vervoeging van vervalsen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vervals
  • jij vervalst
  • hij/zij/het vervalst
  • wij vervalsen
  • jullie vervalsen
  • zij vervalsen

Indicativo presente

  • yo falseo
  • falseas
  • él/ella falsea
  • nosotros falseamos
  • vosotros falseáis
  • ellos/ellas falsean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vervalste
  • jij vervalste
  • hij/zij/het vervalste
  • wij vervalsten
  • jullie vervalsten
  • zij vervalsten

Indefinido

  • yo falseé
  • falseaste
  • él/ella falseó
  • nosotros falseamos
  • vosotros falseasteis
  • ellos/ellas falsearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vervalst
  • jij hebt vervalst
  • hij/zij/het heeft vervalst
  • wij hebben vervalst
  • jullie hebben vervalst
  • zij hebben vervalst

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he falseado
  • has falseado
  • él/ella ha falseado
  • nosotros hemos falseado
  • vosotros habéis falseado
  • ellos/ellas han falseado

Voltooid verleden tijd

  • ik had vervalst
  • jij had vervalst
  • hij/zij/het had vervalst
  • wij hadden vervalst
  • jullie hadden vervalst
  • zij hadden vervalst

Pluscuamperfecto

  • yo había falseado
  • habías falseado
  • él/ella había falseado
  • nosotros habíamos falseado
  • vosotros habíais falseado
  • ellos/ellas habían falseado

Toekomende tijd I

  • ik zal vervalsen
  • jij zult vervalsen
  • hij/zij/het zal vervalsen
  • wij zullen vervalsen
  • jullie zullen vervalsen
  • zij zullen vervalsen

Futuro I

  • yo falsearé
  • falsearás
  • él/ella falseará
  • nosotros falsearemos
  • vosotros falsearéis
  • ellos/ellas falsearán

Toekomende tijd II

  • ik zal vervalst hebben
  • jij zult vervalst hebben
  • hij/zij/het zal vervalst hebben
  • wij zullen vervalst hebben
  • jullie zullen vervalst hebben
  • zij zullen vervalst hebben

Futuro perfecto

  • yo habré falseado
  • habrás falseado
  • él/ella habrá falseado
  • nosotros habremos falseado
  • vosotros habréis falseado
  • ellos/ellas habrán falseado

Conditionalis I

  • ik zou vervalsen
  • jij zou vervalsen
  • hij/zij/het zou vervalsen
  • wij zouden vervalsen
  • jullie zouden vervalsen
  • zij zouden vervalsen

Condicional

  • yo falsearía
  • falsearías
  • él/ella falsearía
  • nosotros falsearíamos
  • vosotros falsearíais
  • ellos/ellas falsearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben vervalst
  • jij zou hebben vervalst
  • hij/zij/het zou hebben vervalst
  • wij zouden hebben vervalst
  • jullie zouden hebben vervalst
  • zij zouden hebben vervalst

Condicional perfecto

  • yo habría falseado
  • habrías falseado
  • él/ella habría falseado
  • nosotros habríamos falseado
  • vosotros habríais falseado
  • ellos/ellas habrían falseado

Imperatief

  • jij vervals
  • jullie vervalst

Imperativo presente

  • falsea
  • vosotros falsead

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vervalsen