Vervoeging van verwerven

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verwerf
  • jij verwerft
  • hij/zij/het verwerft
  • wij verwerven
  • jullie verwerven
  • zij verwerven

Presente

  • io acquisisco
  • tu acquisisci
  • lui/lei/Lei acquisisce
  • noi acquisiamo
  • voi/Voi acquisite
  • loro/Loro acquisiscono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verwierf
  • jij verwierf
  • hij/zij/het verwierf
  • wij verwierven
  • jullie verwierven
  • zij verwierven

Imperfetto

  • io acquisivo
  • tu acquisivi
  • lui/lei/Lei acquisiva
  • noi acquisivamo
  • voi/Voi acquisivate
  • loro/Loro acquisivano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verworven
  • jij hebt verworven
  • hij/zij/het heeft verworven
  • wij hebben verworven
  • jullie hebben verworven
  • zij hebben verworven

Passato prossimo

  • io ho acquisito
  • tu hai acquisito
  • lui/lei/Lei ha acquisito
  • noi abbiamo acquisito
  • voi/Voi avete acquisito
  • loro/Loro hanno acquisito

Voltooid verleden tijd

  • ik had verworven
  • jij had verworven
  • hij/zij/het had verworven
  • wij hadden verworven
  • jullie hadden verworven
  • zij hadden verworven

Trapassato prossimo

  • io avevo acquisito
  • tu avevi acquisito
  • lui/lei/Lei aveva acquisito
  • noi avevamo acquisito
  • voi/Voi avevate acquisito
  • loro/Loro avevano acquisito

Toekomende tijd I

  • ik zal verwerven
  • jij zult verwerven
  • hij/zij/het zal verwerven
  • wij zullen verwerven
  • jullie zullen verwerven
  • zij zullen verwerven

Futuro semplice

  • io acquisirò
  • tu acquisirai
  • lui/lei/Lei acquisirà
  • noi acquisiremo
  • voi/Voi acquisirete
  • loro/Loro acquisiranno

Toekomende tijd II

  • ik zal verworven hebben
  • jij zult verworven hebben
  • hij/zij/het zal verworven hebben
  • wij zullen verworven hebben
  • jullie zullen verworven hebben
  • zij zullen verworven hebben

Futuro anteriore

  • io avrò acquisito
  • tu avrai acquisito
  • lui/lei/Lei avrà acquisito
  • noi avremo acquisito
  • voi/Voi avrete acquisito
  • loro/Loro avranno acquisito

Conditionalis I

  • ik zou verwerven
  • jij zou verwerven
  • hij/zij/het zou verwerven
  • wij zouden verwerven
  • jullie zouden verwerven
  • zij zouden verwerven

Condizionale presente

  • io acquisirei
  • tu acquisiresti
  • lui/lei/Lei acquisirebbe
  • noi acquisiremmo
  • voi/Voi acquisireste
  • loro/Loro acquisirebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben verworven
  • jij zou hebben verworven
  • hij/zij/het zou hebben verworven
  • wij zouden hebben verworven
  • jullie zouden hebben verworven
  • zij zouden hebben verworven

Condizionale passato

  • io avrei acquisito
  • tu avresti acquisito
  • lui/lei/Lei avrebbe acquisito
  • noi avremmo acquisito
  • voi/Voi avreste acquisito
  • loro/Loro avrebbero acquisito

Imperatief

  • jij verwerf
  • jullie verwerft

Imperativo

  • tu acquisisci
  • voi/Voi acquisite