Vervoeging van voorschrijven
Onbepaalde wijs (infinitief): voorschrijven
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schrijf voor
- jij schrijft voor
- hij/zij/het schrijft voor
- wij schrijven voor
- jullie schrijven voor
- zij schrijven voor
Indicativo presente
- yo ordeno
- tú ordenas
- él/ella ordena
- nosotros ordenamos
- vosotros ordenáis
- ellos/ellas ordenan
Onvoltooid verleden tijd
- ik schreef voor
- jij schreef voor
- hij/zij/het schreef voor
- wij schreven voor
- jullie schreven voor
- zij schreven voor
Indefinido
- yo ordené
- tú ordenaste
- él/ella ordenó
- nosotros ordenamos
- vosotros ordenasteis
- ellos/ellas ordenaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb voorgeschreven
- jij hebt voorgeschreven
- hij/zij/het heeft voorgeschreven
- wij hebben voorgeschreven
- jullie hebben voorgeschreven
- zij hebben voorgeschreven
Pretérito perfecto compuesto
- yo he ordenado
- tú has ordenado
- él/ella ha ordenado
- nosotros hemos ordenado
- vosotros habéis ordenado
- ellos/ellas han ordenado
Voltooid verleden tijd
- ik had voorgeschreven
- jij had voorgeschreven
- hij/zij/het had voorgeschreven
- wij hadden voorgeschreven
- jullie hadden voorgeschreven
- zij hadden voorgeschreven
Pluscuamperfecto
- yo había ordenado
- tú habías ordenado
- él/ella había ordenado
- nosotros habíamos ordenado
- vosotros habíais ordenado
- ellos/ellas habían ordenado
Toekomende tijd I
- ik zal voorschrijven
- jij zult voorschrijven
- hij/zij/het zal voorschrijven
- wij zullen voorschrijven
- jullie zullen voorschrijven
- zij zullen voorschrijven
Futuro I
- yo ordenaré
- tú ordenarás
- él/ella ordenará
- nosotros ordenaremos
- vosotros ordenaréis
- ellos/ellas ordenarán
Toekomende tijd II
- ik zal voorgeschreven hebben
- jij zult voorgeschreven hebben
- hij/zij/het zal voorgeschreven hebben
- wij zullen voorgeschreven hebben
- jullie zullen voorgeschreven hebben
- zij zullen voorgeschreven hebben
Futuro perfecto
- yo habré ordenado
- tú habrás ordenado
- él/ella habrá ordenado
- nosotros habremos ordenado
- vosotros habréis ordenado
- ellos/ellas habrán ordenado
Conditionalis I
- ik zou voorschrijven
- jij zou voorschrijven
- hij/zij/het zou voorschrijven
- wij zouden voorschrijven
- jullie zouden voorschrijven
- zij zouden voorschrijven
Condicional
- yo ordenaría
- tú ordenarías
- él/ella ordenaría
- nosotros ordenaríamos
- vosotros ordenaríais
- ellos/ellas ordenarían
Conditionalis II
- ik zou hebben voorgeschreven
- jij zou hebben voorgeschreven
- hij/zij/het zou hebben voorgeschreven
- wij zouden hebben voorgeschreven
- jullie zouden hebben voorgeschreven
- zij zouden hebben voorgeschreven
Condicional perfecto
- yo habría ordenado
- tú habrías ordenado
- él/ella habría ordenado
- nosotros habríamos ordenado
- vosotros habríais ordenado
- ellos/ellas habrían ordenado
Imperatief
- jij schrijf voor
- jullie schrijft voor
Imperativo presente
- tú ordena
- vosotros ordenad