Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stel voor
  • jij stelt voor
  • hij/zij/het stelt voor
  • wij stellen voor
  • jullie stellen voor
  • zij stellen voor

Present

  • I suggest
  • you suggest
  • he/she/it suggests
  • we suggest
  • you suggest
  • they suggest

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stelde voor
  • jij stelde voor
  • hij/zij/het stelde voor
  • wij stelden voor
  • jullie stelden voor
  • zij stelden voor

Simple past

  • I suggested
  • you suggested
  • he/she/it suggested
  • we suggested
  • you suggested
  • they suggested

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb voorgesteld
  • jij hebt voorgesteld
  • hij/zij/het heeft voorgesteld
  • wij hebben voorgesteld
  • jullie hebben voorgesteld
  • zij hebben voorgesteld

Present perfect

  • I have suggested
  • you have suggested
  • he/she/it has suggested
  • we have suggested
  • you have suggested
  • they have suggested

Voltooid verleden tijd

  • ik had voorgesteld
  • jij had voorgesteld
  • hij/zij/het had voorgesteld
  • wij hadden voorgesteld
  • jullie hadden voorgesteld
  • zij hadden voorgesteld

Past perfect

  • I had suggested
  • you had suggested
  • he/she/it had suggested
  • we had suggested
  • you had suggested
  • they had suggested

Toekomende tijd I

  • ik zal voorstellen
  • jij zult voorstellen
  • hij/zij/het zal voorstellen
  • wij zullen voorstellen
  • jullie zullen voorstellen
  • zij zullen voorstellen

Future

  • I will suggest
  • you will suggest
  • he/she/it will suggest
  • we will suggest
  • you will suggest
  • they will suggest

Toekomende tijd II

  • ik zal voorgesteld hebben
  • jij zult voorgesteld hebben
  • hij/zij/het zal voorgesteld hebben
  • wij zullen voorgesteld hebben
  • jullie zullen voorgesteld hebben
  • zij zullen voorgesteld hebben

Future perfect

  • I will have suggested
  • you will have suggested
  • he/she/it will have suggested
  • we will have suggested
  • you will have suggested
  • they will have suggested

Conditionalis I

  • ik zou voorstellen
  • jij zou voorstellen
  • hij/zij/het zou voorstellen
  • wij zouden voorstellen
  • jullie zouden voorstellen
  • zij zouden voorstellen

Conditional present

  • I would suggest
  • you would suggest
  • he/she/it would suggest
  • we would suggest
  • you would suggest
  • they would suggest

Conditionalis II

  • ik zou hebben voorgesteld
  • jij zou hebben voorgesteld
  • hij/zij/het zou hebben voorgesteld
  • wij zouden hebben voorgesteld
  • jullie zouden hebben voorgesteld
  • zij zouden hebben voorgesteld

Conditional perfect

  • I would have suggested
  • you would have suggested
  • he/she/it would have suggested
  • we would have suggested
  • you would have suggested
  • they would have suggested

Imperatief

  • jij stel voor
  • jullie stelt voor

Imperative

  • you suggest
  • you suggest

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van voorstellen