Vervoeging van vuilmaken

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik maak vuil
  • jij maakt vuil
  • hij/zij/het maakt vuil
  • wij maken vuil
  • jullie maken vuil
  • zij maken vuil

Indicativo presente

  • yo empuerco
  • empuercas
  • él/ella empuerca
  • nosotros emporcamos
  • vosotros emporcáis
  • ellos/ellas empuercan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik maakte vuil
  • jij maakte vuil
  • hij/zij/het maakte vuil
  • wij maakten vuil
  • jullie maakten vuil
  • zij maakten vuil

Indefinido

  • yo emporqué
  • emporcaste
  • él/ella emporcó
  • nosotros emporcamos
  • vosotros emporcasteis
  • ellos/ellas emporcaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vuilgemaakt
  • jij hebt vuilgemaakt
  • hij/zij/het heeft vuilgemaakt
  • wij hebben vuilgemaakt
  • jullie hebben vuilgemaakt
  • zij hebben vuilgemaakt

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he emporcado
  • has emporcado
  • él/ella ha emporcado
  • nosotros hemos emporcado
  • vosotros habéis emporcado
  • ellos/ellas han emporcado

Voltooid verleden tijd

  • ik had vuilgemaakt
  • jij had vuilgemaakt
  • hij/zij/het had vuilgemaakt
  • wij hadden vuilgemaakt
  • jullie hadden vuilgemaakt
  • zij hadden vuilgemaakt

Pluscuamperfecto

  • yo había emporcado
  • habías emporcado
  • él/ella había emporcado
  • nosotros habíamos emporcado
  • vosotros habíais emporcado
  • ellos/ellas habían emporcado

Toekomende tijd I

  • ik zal vuilmaken
  • jij zult vuilmaken
  • hij/zij/het zal vuilmaken
  • wij zullen vuilmaken
  • jullie zullen vuilmaken
  • zij zullen vuilmaken

Futuro I

  • yo emporcaré
  • emporcarás
  • él/ella emporcará
  • nosotros emporcaremos
  • vosotros emporcaréis
  • ellos/ellas emporcarán

Toekomende tijd II

  • ik zal vuilgemaakt hebben
  • jij zult vuilgemaakt hebben
  • hij/zij/het zal vuilgemaakt hebben
  • wij zullen vuilgemaakt hebben
  • jullie zullen vuilgemaakt hebben
  • zij zullen vuilgemaakt hebben

Futuro perfecto

  • yo habré emporcado
  • habrás emporcado
  • él/ella habrá emporcado
  • nosotros habremos emporcado
  • vosotros habréis emporcado
  • ellos/ellas habrán emporcado

Conditionalis I

  • ik zou vuilmaken
  • jij zou vuilmaken
  • hij/zij/het zou vuilmaken
  • wij zouden vuilmaken
  • jullie zouden vuilmaken
  • zij zouden vuilmaken

Condicional

  • yo emporcaría
  • emporcarías
  • él/ella emporcaría
  • nosotros emporcaríamos
  • vosotros emporcaríais
  • ellos/ellas emporcarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben vuilgemaakt
  • jij zou hebben vuilgemaakt
  • hij/zij/het zou hebben vuilgemaakt
  • wij zouden hebben vuilgemaakt
  • jullie zouden hebben vuilgemaakt
  • zij zouden hebben vuilgemaakt

Condicional perfecto

  • yo habría emporcado
  • habrías emporcado
  • él/ella habría emporcado
  • nosotros habríamos emporcado
  • vosotros habríais emporcado
  • ellos/ellas habrían emporcado

Imperatief

  • jij maak vuil
  • jullie maakt vuil

Imperativo presente

  • empuerca
  • vosotros emporcad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vuilmaken