Vervoeging van waarnemen

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik neem waar
  • jij neemt waar
  • hij/zij/het neemt waar
  • wij nemen waar
  • jullie nemen waar
  • zij nemen waar

Presente

  • io impiego
  • tu impieghi
  • lui/lei/Lei impiega
  • noi impieghiamo
  • voi/Voi impiegate
  • loro/Loro impiegano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik nam waar
  • jij nam waar
  • hij/zij/het nam waar
  • wij namen waar
  • jullie namen waar
  • zij namen waar

Imperfetto

  • io impiegavo
  • tu impiegavi
  • lui/lei/Lei impiegava
  • noi impiegavamo
  • voi/Voi impiegavate
  • loro/Loro impiegavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb waargenomen
  • jij hebt waargenomen
  • hij/zij/het heeft waargenomen
  • wij hebben waargenomen
  • jullie hebben waargenomen
  • zij hebben waargenomen

Passato prossimo

  • io ho impiegato
  • tu hai impiegato
  • lui/lei/Lei ha impiegato
  • noi abbiamo impiegato
  • voi/Voi avete impiegato
  • loro/Loro hanno impiegato

Voltooid verleden tijd

  • ik had waargenomen
  • jij had waargenomen
  • hij/zij/het had waargenomen
  • wij hadden waargenomen
  • jullie hadden waargenomen
  • zij hadden waargenomen

Trapassato prossimo

  • io avevo impiegato
  • tu avevi impiegato
  • lui/lei/Lei aveva impiegato
  • noi avevamo impiegato
  • voi/Voi avevate impiegato
  • loro/Loro avevano impiegato

Toekomende tijd I

  • ik zal waarnemen
  • jij zult waarnemen
  • hij/zij/het zal waarnemen
  • wij zullen waarnemen
  • jullie zullen waarnemen
  • zij zullen waarnemen

Futuro semplice

  • io impiegherò
  • tu impiegherai
  • lui/lei/Lei impiegherà
  • noi impiegheremo
  • voi/Voi impiegherete
  • loro/Loro impiegheranno

Toekomende tijd II

  • ik zal waargenomen hebben
  • jij zult waargenomen hebben
  • hij/zij/het zal waargenomen hebben
  • wij zullen waargenomen hebben
  • jullie zullen waargenomen hebben
  • zij zullen waargenomen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò impiegato
  • tu avrai impiegato
  • lui/lei/Lei avrà impiegato
  • noi avremo impiegato
  • voi/Voi avrete impiegato
  • loro/Loro avranno impiegato

Conditionalis I

  • ik zou waarnemen
  • jij zou waarnemen
  • hij/zij/het zou waarnemen
  • wij zouden waarnemen
  • jullie zouden waarnemen
  • zij zouden waarnemen

Condizionale presente

  • io impiegherei
  • tu impiegheresti
  • lui/lei/Lei impiegherebbe
  • noi impiegheremmo
  • voi/Voi impieghereste
  • loro/Loro impiegherebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben waargenomen
  • jij zou hebben waargenomen
  • hij/zij/het zou hebben waargenomen
  • wij zouden hebben waargenomen
  • jullie zouden hebben waargenomen
  • zij zouden hebben waargenomen

Condizionale passato

  • io avrei impiegato
  • tu avresti impiegato
  • lui/lei/Lei avrebbe impiegato
  • noi avremmo impiegato
  • voi/Voi avreste impiegato
  • loro/Loro avrebbero impiegato

Imperatief

  • jij neem waar
  • jullie neemt waar

Imperativo

  • tu impiega
  • voi/Voi impiegate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van waarnemen