Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it wastes
  • they waste

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het potverteert
  • zij potverteren

Simple past

  • he/she/it wasted
  • they wasted

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het potverteerde
  • zij potverteerden

Present perfect

  • he/she/it has wasted
  • they have wasted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft potverteerd
  • zij hebben potverteerd

Past perfect

  • he/she/it had wasted
  • they had wasted

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had potverteerd
  • zij hadden potverteerd

Future

  • he/she/it will waste
  • they will waste

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal potverteren
  • zij zult potverteren

Future perfect

  • he/she/it will have wasted
  • they will have wasted

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal potverteerd hebben
  • zij zult potverteerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would waste
  • they would waste

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal potverteren
  • zij zullen potverteren

Conditional perfect

  • he/she/it would have wasted
  • they would have wasted

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben potverteerd
  • zij zullen hebben potverteerd

Verwijzingen

Bekijk 15 definitie(s) van waste