Vervoeging van weerschijnen
Onbepaalde wijs (infinitief): weerschijnen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het weerschijnt
- zij weerschijnen
Present
- he/she/it ruminates
- they ruminate
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het weerscheen
- zij weerschenen
Simple past
- he/she/it ruminated
- they ruminated
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft weerschenen
- zij hebben weerschenen
Present perfect
- he/she/it has ruminated
- they have ruminated
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had weerschenen
- zij hadden weerschenen
Past perfect
- he/she/it had ruminated
- they had ruminated
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal weerschijnen
- zij zult weerschijnen
Future
- he/she/it will ruminate
- they will ruminate
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal weerschenen hebben
- zij zult weerschenen hebben
Future perfect
- he/she/it will have ruminated
- they will have ruminated
Conditionalis I
- hij/zij/het zal weerschijnen
- zij zullen weerschijnen
Conditional present
- he/she/it would ruminate
- they would ruminate
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben weerschenen
- zij zullen hebben weerschenen
Conditional perfect
- he/she/it would have ruminated
- they would have ruminated