Vervoeging van worden
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik word
- jij wordt
- hij/zij/het wordt
- wij worden
- jullie worden
- zij worden
Present
- I am
- you are
- he/she/it is
- we are
- you are
- they are
Onvoltooid verleden tijd
- ik werd
- jij werd
- hij/zij/het werd
- wij werden
- jullie werden
- zij werden
Simple past
- I was
- you were
- he/she/it was
- we were
- you were
- they were
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben geworden
- jij bent geworden
- hij/zij/het is geworden
- wij zijn geworden
- jullie zijn geworden
- zij zijn geworden
Present perfect
- I have been
- you have been
- he/she/it has been
- we have been
- you have been
- they have been
Voltooid verleden tijd
- ik was geworden
- jij was geworden
- hij/zij/het was geworden
- wij waren geworden
- jullie waren geworden
- zij waren geworden
Past perfect
- I had been
- you had been
- he/she/it had been
- we had been
- you had been
- they had been
Toekomende tijd I
- ik zal worden
- jij zult worden
- hij/zij/het zal worden
- wij zullen worden
- jullie zullen worden
- zij zullen worden
Future
- I will be
- you will be
- he/she/it will be
- we will be
- you will be
- they will be
Toekomende tijd II
- ik zal geworden zijn
- jij zult geworden zijn
- hij/zij/het zal geworden zijn
- wij zullen geworden zijn
- jullie zullen geworden zijn
- zij zullen geworden zijn
Future perfect
- I will have been
- you will have been
- he/she/it will have been
- we will have been
- you will have been
- they will have been
Conditionalis I
- ik zou worden
- jij zou worden
- hij/zij/het zou worden
- wij zouden worden
- jullie zouden worden
- zij zouden worden
Conditional present
- I would be
- you would be
- he/she/it would be
- we would be
- you would be
- they would be
Conditionalis II
- ik zou zijn geworden
- jij zou zijn geworden
- hij/zij/het zou zijn geworden
- wij zouden zijn geworden
- jullie zouden zijn geworden
- zij zouden zijn geworden
Conditional perfect
- I would have been
- you would have been
- he/she/it would have been
- we would have been
- you would have been
- they would have been
Imperatief
- jij word
- jullie wordt
Imperative
- you be
- you be