Vervoeging van wound
Onbepaalde wijs (infinitief): to wound
Engels
Nederlands
Present
- I wound
- you wound
- he/she/it wounds
- we wound
- you wound
- they wound
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik steek
- jij steekt
- hij/zij/het steekt
- wij steken
- jullie steken
- zij steken
Simple past
- I wounded
- you wounded
- he/she/it wounded
- we wounded
- you wounded
- they wounded
Onvoltooid verleden tijd
- ik stak
- jij stak
- hij/zij/het stak
- wij staken
- jullie staken
- zij staken
Present perfect
- I have wounded
- you have wounded
- he/she/it has wounded
- we have wounded
- you have wounded
- they have wounded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestoken
- jij hebt gestoken
- hij/zij/het heeft gestoken
- wij hebben gestoken
- jullie hebben gestoken
- zij hebben gestoken
Past perfect
- I had wounded
- you had wounded
- he/she/it had wounded
- we had wounded
- you had wounded
- they had wounded
Voltooid verleden tijd
- ik had gestoken
- jij had gestoken
- hij/zij/het had gestoken
- wij hadden gestoken
- jullie hadden gestoken
- zij hadden gestoken
Future
- I will wound
- you will wound
- he/she/it will wound
- we will wound
- you will wound
- they will wound
Toekomende tijd I
- ik zal steken
- jij zult steken
- hij/zij/het zal steken
- wij zullen steken
- jullie zullen steken
- zij zullen steken
Future perfect
- I will have wounded
- you will have wounded
- he/she/it will have wounded
- we will have wounded
- you will have wounded
- they will have wounded
Toekomende tijd II
- ik zal gestoken hebben
- jij zult gestoken hebben
- hij/zij/het zal gestoken hebben
- wij zullen gestoken hebben
- jullie zullen gestoken hebben
- zij zullen gestoken hebben
Conditional present
- I would wound
- you would wound
- he/she/it would wound
- we would wound
- you would wound
- they would wound
Conditionalis I
- ik zou steken
- jij zou steken
- hij/zij/het zou steken
- wij zouden steken
- jullie zouden steken
- zij zouden steken
Conditional perfect
- I would have wounded
- you would have wounded
- he/she/it would have wounded
- we would have wounded
- you would have wounded
- they would have wounded
Conditionalis II
- ik zou hebben gestoken
- jij zou hebben gestoken
- hij/zij/het zou hebben gestoken
- wij zouden hebben gestoken
- jullie zouden hebben gestoken
- zij zouden hebben gestoken
Imperative
- you wound
- you wound
Imperatief
- jij steek
- jullie steekt