Vervoeging van zwemen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het zweemt
  • zij zwemen

Present

  • he/she/it runs
  • they run

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het zweemde
  • zij zweemden

Simple past

  • he/she/it ran
  • they ran

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gezweemd
  • zij hebben gezweemd

Present perfect

  • he/she/it has run
  • they have run

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gezweemd
  • zij hadden gezweemd

Past perfect

  • he/she/it had run
  • they had run

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal zwemen
  • zij zult zwemen

Future

  • he/she/it will run
  • they will run

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gezweemd hebben
  • zij zult gezweemd hebben

Future perfect

  • he/she/it will have run
  • they will have run

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal zwemen
  • zij zullen zwemen

Conditional present

  • he/she/it would run
  • they would run

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gezweemd
  • zij zullen hebben gezweemd

Conditional perfect

  • he/she/it would have run
  • they would have run