Betekenis van:
Chinees

Chinees
Bijvoeglijk naamwoord
  • van China
"de Chinese keuken"
"Chinese inkt"
Chinees (de ~ | meervoud Chinezen)
Zelfstandig naamwoord
  • inwoner China
"een rare Chinees"

Hyperoniemen

Hyponiemen

Chinees (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • taal v.d. Chinezen
"ik spreek toch geen Chinees?"
"Chinees spreken"

Hyperoniemen

Chinees (de ~ | meervoud Chinezen)
Zelfstandig naamwoord
  • Chinees restaurant
"bij de Chinees eten"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Laten we Chinees bestellen.
  2. Ik ben Chinees.
  3. De kerstman is Chinees.
  4. Hij studeert Chinees.
  5. Hij studeert ook Chinees.
  6. Maria verstaat Chinees.
  7. Audley is een Chinees merk.
  8. Zijn zij Japans of Chinees?
  9. Ben je Chinees of Japans?
  10. Nee, Chinees is het beste.
  11. Mijn tante spreekt Chinees alsmede Engels.
  12. Mijn leraar Chinees is een man.
  13. Ik heb Engels, Frans en Chinees gestudeerd.
  14. Dat was allemaal Chinees voor mij.
  15. We studeerden twee jaar lang Chinees.