Betekenis van:
Christus

Christus (narticle ~)
Zelfstandig naamwoord
  • Messias; verlosser volgens het christelijk geloof; stichter van het christendom; Jezus Christus; heilsprofeet; inwoner Galilea; inwoner Nazareth
"na Christus"
"vóór Christus"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

christus
Bijwoord
  • in hoge mate

Voorbeeldzinnen

  1. Christenen geloven in Jesus Christus.
  2. Het Lichaam van Christus
  3. Van het kruis (van Christus) komt de redding