Betekenis van:
OM

om
Voorzetsel
  • omheen, rond, rondheen, aan alle kanten van iets.
"Om de kerk ligt een ring, bestaande uit een gracht met bomen."
om
Voorzetsel
  • als aanduiding van het tijdstip waarop iets begint.
"Het volgende journaal is om 14:30."
om
Voegwoord
  • leidt een beknopte bijzin in: het effect dat men wil bereiken.
"Ik ga sonjabakkeren om af te vallen."
OM (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • Openbaar Ministerie

Synoniemen

Hyperoniemen

om
Bijwoord
  • omdraaien: ''hij '''draaide''' het argument om in zijn betoog''
om
Bijwoord
  • erom: ''hij heeft '''er''' hartelijk om moeten lachen''.

Voorbeeldzinnen

  1. Oog om oog, tand om tand.
  2. Ik krijs om ijs.
  3. Je tijd is om.
  4. Ze bedelt om geld.
  5. Kunst om de kunst.
  6. Om het even.
  7. Ze was te trots om hem om hulp te vragen.
  8. Het heeft geen zin om me om geld te vragen.
  9. Alles gebeurt om een reden.
  10. Wek me om zeven uur.
  11. Ik lachte om zijn mop.
  12. Ze hakten de boom om.
  13. De baby weende om melk.
  14. Ze vroeg mij om hulp.
  15. We ontbijten om zeven uur.