Betekenis van:
Russisch

Russisch (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • Russische taal

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Zij zijn Russisch.
  2. Zij spreekt Russisch.
  3. Hij spreekt ook Russisch.
  4. Hij spreekt perfect Russisch.
  5. Hij is Russisch van geboorte.
  6. Hij heeft snel Russisch verworven.
  7. Ik spreek Engels, Russisch en Globish.
  8. Russisch is erg moeilijk te leren.
  9. We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans.
  10. Tijdens de volkstelling zal "Trasjanka" gelijkgesteld worden aan Wit-Russisch.
  11. Ik ken een man die goed Russisch spreekt.
  12. Hij kan het Russisch zowel spreken als schrijven.
  13. "Die letters staan allemaal verkeerd om!" "Nee, dat hoort zo, dat is Russisch."
  14. Russisch paspoort.
  15. Nationaliteit: Russisch.