Betekenis van:
aaneenbinden

aaneenbinden
Werkwoord
  • met touw of koord bundelen
"Hij had de schoenen paarsgewijs met de veters aaneengebonden."
aaneenbinden
Werkwoord
  • aan elkaar vastbinden (ook fig.)
"Momenteel is er een klein groepje landen dat zich nauw aaneenbindt."

Voorbeeldzinnen

  1. kunstbloemen, kunstloofwerk of kunstvruchten, van keramische stoffen, van steen, van metaal, van hout of van andere stoffen, uit een stuk, dan wel bestaande uit twee of meer delen, die anders dan door aaneenbinden, aaneenlijmen, in elkaar steken of op dergelijke wijze met elkaar zijn verbonden.
  2. Voor de toepassing van post 4601 worden aangemerkt als „vlechtstoffen, vlechten en dergelijke artikelen van vlechtstoffen, samengebonden”: artikelen verkregen door het naast elkaar plaatsen en in de vorm van banen aaneenbinden van vlechtstoffen, van vlechten of van dergelijke artikelen van vlechtstoffen, ook indien textielgaren als bindmateriaal is gebezigd.