Betekenis van:
afkoelen

afkoelen
Werkwoord
  • kouder worden
"Het water koelde langzaam af."
afkoelen
Werkwoord
  • kouder doen worden
"Hij koelde de hete plaat af door er water op te gooien."

Voorbeeldzinnen

  1. Laat afkoelen.
  2. Laat afkoelen en filtreer.
  3. Laat afkoelen tot kamertemperatuur.
  4. Laat afkoelen in een exsiccator en weeg.
  5. Laat afkoelen in een exsiccator en weeg.
  6. Zo nodig laat men het vat afkoelen.
  7. Kook enkele minuten, laat afkoelen en filtreer.
  8. Laat vervolgens afkoelen en handel verder als beschreven onder 5.3.
  9. Laat afkoelen; voeg zo nodig enkele zinkkorrels (3.3) toe.
  10. Bij het verhitten en afkoelen moeten temperatuurschokken worden vermeden.
  11. Laat vervolgens ten minste 20 minuten onder doorstromende stikstof afkoelen.”.
  12. Laat het mengsel afkoelen en decanteer het zuur.
  13. Verwijder de koeler en laat de kolf afkoelen tot kamertemperatuur.
  14. Kook een 2 %-oplossing van de gom en laat afkoelen.
  15. Carrez I en Carrez II kunnen vóór of na het afkoelen worden toegevoegd.